Globalisering, verschillen en cultuur

Globalisering is in wezen een economische dynamiek. De term beschrijft meer bepaald de herstructurering die het kapitalisme sinds de jaren zeventig onderging, en die geleid heeft tot heel nieuwe verhoudingen binnen de geïndustrialiseerde landen, en tot een herschikking van de mondiale verhoudingen zoals die gegroeid waren uit de koloniale periode.
1.

In de loop van de voorbije dertig jaar zijn steeds meer landen en regio’s “ingelijfd” in het pensée unique van de neoliberale economie, en tegelijk werden steeds meer domeinen van het menselijke handelen en samenleven gekoloniseerd door deze vorm van economische monocultuur. In het NoordZuid Cahier Globalisering: te nemen of te haten (1) citeerde Rudy De Meyer de groep van Lissabon, die stelt dat globalisering twee afzonderlijke fenomenen omvat: bereik (of uitbreiding) en intensiteit (of verdieping). De enorme impact van de economische veranderingen als gevolg van de globalisering vertaalt zich, met andere woorden, in een groeiende reeks politieke, sociale en culturele gevolgen. Het is een belangrijke uitdaging om die gelaagde realiteit te kennen, te begrijpen, en te blijven zien als mensenwerk. De Marokkaanse prof Abdulaziz Othman Altwaijri schrijft daarover: ‘Eén van de manieren waarop de voorstanders van de globalisering hun project proberen door te drukken, is door het allemaal voor te stellen als onvermijdelijk. Men overtuigt mensen en regeringen ervan dat hun eigenheid al ondermijnd is, en dat de ervaring van verschillen of het gevoel van trots op een eigen beschavingsgeschiedenis of een cultureel patrimonium voorbijgestreefd zijn.’ (2)

Over de complexe natuur van de culturele gevolgen van de globalisering leverde de Cubaanse curator Gerardo Mosquera een opmerkelijke bijdrage op het colloquium Glokale Kunst in Vlaanderen, dat in 1998 georganiseerd werd (3). “Enerzijds zorgt de globalisering van de economie en van de structuren van macht, communicatie en symbolen voor een verkillende fase in de expansie van het industrieel kapitalisme en de westerse metacultuur. Dat betekent meteen ook een tendens naar een eurocentrische homogenisering. Anderzijds is deze metacultuur, met zijn mogelijkheden voor globale actie, paradoxaal genoeg ook een middel geworden om verschillen te bevestigen, en om de belangen van ondergeschikte kampen te herdefiniëren.”

“De interactie tussen deze twee bewegingen vormt de essentie van de nieuwe vormen die de symbolische macht aanneemt, en ze leidt tot een paradox waaruit het karakter van deze tijden voortspruit. De tijd van de globalisering is er tegelijk een van het verschil. Het verhaal van de westerse expansie is altijd verteld als het verhaal van wereldexpansie. Het verwerven van wereldwijde macht werd beschouws als een vorm van globalisering. Wat voorheen lokaal westers was, kreeg het etiket universeel opgekleefd, via de verovering van macht over de planeet, via kolonialisme, en via de constructie van een totaliserende rationaliteit vanuit die macht. Het probleem is dat het Westen werkelijk universeel werd, doordat het de omstandigheden ging bepalen waarin we allemaal leven. De westerse cultuur werd veralgemeend, niet gewoon als een etnische cultuur maar als de geldende metacultuur van de hedendaagse wereld.”

“De term ‘globalisering’ -met zijn veelvoud aan implicaties- is een wezenlijk onderdeel van het verborgen verhaal van westerse expansie. De term kan de huidige situatie in kaart brengen, maar verhult tegelijk de enorme ongelijkheden van een wereld die -om het met George Orwell te zeggen- voor sommigen veel globaler is dan voor anderen, dan voor de meerderheid.”

“Toch houdt het streven van die globalisering naar herbestemming en dominantie ook een veralgemeende toegankelijkheid in. Als globalisering gericht is op het bekeren van de “Andere”, dan maakt de beschikbaarheid zelf van deze metacultuur het voor die “Andere” ook makkelijker om haar aan te wenden voor eigen, afwijkende doelstellingen. Op die manier verandert hij de metacultuur van binnenuit. Deze culturele globalisering veronderstelt een interactie tussen enerzijds de wijdverspreide westerse metacultuur en anderzijds de culturele meervoudigheid in de wereld. Terwijl de metacultuur haar neiging tot hegemonie behoudt, hebben de “Anderen” nuttig gebruik gemaakt van haar internationale uitstraling om het eigen lokale kader te overstijgen. Globalisering liet de verspreiding van verschillende standpunten toe, en werd daar bovendien zelf door veranderd. Overigens draagt elke wijdverspreide expansie -zowel van het boeddhisme in Azië, als van het Latijn in het Romeinse Keizerrijk- een hoge spanning in zich die broze plekken en zelfs breuken veroorzaakt.”

2.

De stelling van Mosquera geeft meteen aan dat de realiteit van culturele verschillen in deze periode van globalisering niet terug te brengen is tot het eenvoudige concept van de multiculturele samenleving. Die “multiculturele samenleving” was de nieuwe term die in de VS ontstond, toen bleek dat de melting pot uit het verleden niet langer functioneerde als beeld voor de manier waarop de Amerikaanse samenleving omging met etnische, culturele of raciale verschillen. De salad bowl werd het nieuwe beeld, maar Michael S. Berliner, van de uiterst conservatieve Amerikaanse think thank Ayn Rand Institute, zegt daarover dat het multiculturalisme nauwelijks meer is dan racisme in een politiek correcte verpakking (4). “Veel mensen hebben een zeer oppervlakkige kijk op racisme”, zegt Berliner. “Ze denken dat het een overtuiging is die stelt dat het ene ras superieur is tegenover het andere. Racisme is echter meer dan dat. Het is een fundamentalistische, en fundamenteel foute, visie op de menselijke natuur, die ervan uitgaat dat iemands identiteit, overtuigingen, waarden en karakter bepaald worden door zijn of haar etniciteit.” Het is natuurlijk altijd een beetje verdacht als de vos de passie preekt, en daarom is het relevant dat aan de andere kant van het ideologische spectrum met evenveel overtuiging gepreekt wordt tegen het multiculturalisme dat door de Amerikaanse media en academia beleden en verspreid wordt. Pierre Bourdieu zaliger en Loïc Wacquant, twee gerespecteerde linkse denkers uit Frankrijk die allebei uitgebreid gewerkt hebben in de VS, beweren dat het begrip multiculturele samenleving niet zozeer verwijst naar een situatie van diversiteit, maar dat het in feite een rookgordijn is waarachter de blijvende en zelfs groeiende achterstelling van vooral de zwarte bevolkingsgroepen verborgen wordt (5). De multiculturele samenleving, zeggen zij, is een begrip dat ontstaan is in zeer specifieke en historisch bepaalde omstandigheden in de VS, en dat alleen maar zo fel besproken wordt in Europa, omdat de symbolische macht van de VS momenteel zo groot is dat hun thema’s bijna vanzelf gezien en ervaren worden als universele thema’s. Met andere woorden: als het regent in New York, dan druppelt het in Parijs.

De culturele pluriformiteit van Europa is echter tegelijk ouder én jonger dan de diversiteit die in de VS multiculturaliteit genoemd wordt. Ouder, want de Europese samenlevingen zijn van oudsher gebouwd op de -soms conflictuele, soms verrijkende- uitwisseling tussen verschillende culturele tradities en posities. Jonger, want de confrontatie van de grotendeels joods-christelijke, blanke Europese cultuur met niet-westerse, niet-christelijke en niet-blanke, maar wel (in principe) gelijkwaardige medeburgers is van zeer recente datum. In Groot-Brittannië en Frankrijk is het ontstaan van een nieuw en etnisch divers beeld van de burger een rechtstreeks gevolg van de koloniserende aanwezigheid en praktijk van de toenmalige Europese imperia. In België heeft het geduurd tot na de koloniale periode, en is het vertrekpunt een loutere arbeidsmigratie geweest. Het debat over verschillen wordt bij ons, in tegenstelling tot de VS, dan ook niet gevoerd in termen van ras, maar in termen van cultuur.

Het gevolg van de import van de Amerikaanse termen en tegenstellingen is echter dat het debat over culturele verschillen in Europa ‘ge-etniseerd’ is: culturen worden niet langer bekeken als vloeibare realiteiten of bronnen waaruit interne verschillen en externe bevruchting ontspruiten, maar worden “verhard” tot een soort stamververband dat onontkoombaar is en tegelijk dekkend voor alle behoeften aan betekenis en identiteit . Het begrip cultuur wordt in discussies over integratie, racisme en verdraagzaamheid met zeer grote onzorgvuldigheid gehanteerd.

Zeker na elf september, maar in aanzet reeds vanaf de jaren zeventig, wordt bijvoorbeeld over de islamitische cultuur gesproken alsof er geen politieke, sociale, culturele en religieuze verschillen bestaan tussen bijvoorbeeld Marokkaanse Berbers en Arabische Marokkanen, tussen Turkse Koerden en Koerdische Grijze Wolven, tussen Bosnische moslims en Saudische imams, tussen Libanese moslims in de zakenwereld en Pakistaanse pompbedienden, tussen doctorandi aan de Gentse universiteit en poetsvrouwen bij nacht.

De globalisering van de economie heeft geleid tot een sterk gefragmenteerde diversiteit, die niet te vatten is in termen van etnische -quasi homogene- gemeenschappen. Volgens de Amerikaanse wetenschapper Arjun Appadurai is die diversiteit overigens niet enkel het gevolg van migratiebewegingen (postkoloniale migraties, georganiseerde arbeidsmigraties, of politiek, sociaal of ecologisch gemotiveerde vluchtelingenstromen), maar ook van de explosieve groei van transnationale media en communicatie (6). De gecombineerde kracht van migraties en media uit zich volgens Appadurai in een nieuwe verbeelding. ‘Als we het verhaal van massamigraties laten interacteren met het verhaal van massaal gemediatiseerde beelden, scenario’s en sensaties, dan resulteert dat in een geheel nieuw veld van instabiliteit in de productie van moderne subjectiviteiten’, schrijft hij. De oude bewakers van orde en stabiliteit, ook op het vlak van collectieve identiteiten en culturele waarden, verliezen vandaag hun greep op de realiteit. Met name de natiestaten en de daarmee verbonden nationale grenzen zijn niet meer in staat hun vroegere functies op dit punt te vervullen.

Salman Rushdie verwoordt de noodzakelijke correctie in het vertoog over culturele diversiteit als volgt: ‘Van zodra migrerende gemeenschappen zich in Europa vestigen, zijn ze anders [dan hun geloofs-, land-, of cultuurgenoten die bleven], ze kunnen niet blijven zoals ze waren voor hun migratie. Het lijkt me dan ook enorm belangrijk dat iedereen het belang inziet van culturele onzuiverheid. De witte meerderheid uit Europa, maar ook de zwarte minderheden, de groepen gemigreerden, de allochtonen van de tweede of derde generatie: allen hebben ze er belang bij die onzuiverheid te zien en te ervaren als een positief gegeven. Wij moeten culturele onzuiverheid niet verwerpen, maar haar positief onthalen als een nieuwe manier van zijn, een nieuwe kans. (7) We mogen, met andere woorden, niemand opsluiten in de clichés en vereenvoudigingen die we zouden maken van culturen. De simpele tegenstelling tussen islamcultuur en Europese (Verlichte) cultuur doet iedereen onrecht, zeker als ze toegepast wordt op de stedelijke diversiteit in Europa, maar ook als ze als verklaringsgrond gebruikt wordt om geopolitieke tendensen te duiden -zie Huntington. De complexe interacties binnen en tussen groepen, binnen en tussen veralgemeningen zoals culturen altijd zijn, worden door zo’n benadering weggeschoven, ten voordele van beheersbare simplismen die de gebruikers ervan moeten dienen.

Eind oktober illustreerde minister Mieke Vogels nog eens hoe verwarrend en misleidend het groepsdiscours in dit verband kan zijn. In een radio-interview rond het al dan niet mislukken van de integratie in België, begon mevrouw Vogels met de stelling dat de overheid gefaald heeft, omdat ze te veel gefocust had op de gemeenschappen van Turken en Marokkanen, terwijl de verscheidenheid aan nieuwkomers de voorbije jaren enorm toegenomen is. Een terechte vaststelling. Twee minuten later stelt diezelfde minister echter dat de oplossing ligt in het gesprek van gemeenschap tot gemeenschap, alsof de Vlaamse overheid niet de regering is van alle Vlamingen, welke kleur, religie of etnische geschiedenis ze ook hebben. Het is een voorbeeld van de doolhof waarin het hele multiculturele denken dreigt te verdwalen: in een poging om meer recht te doen aan wie niet tot de -etnische of culturele- hoofdstroom behoort, wordt die ‘andere’ opgesloten en geëxotiseerd in een identiteit die de onoverbrugbare kloof tussen “hen” en “ons” bevestigt. Een ander voorbeeld hiervan is de steeds terugkerende slogan (in de Noord-Zuidbeweging) dat we meer aandacht moeten hebben ‘voor het Zuiden onder ons’. De goede intenties verbergen ook hier dat de allochtone Belgen niet tot “ons” gerekend worden, en dat ze voor lange tijd opgesloten worden in of gereduceerd worden tot hun afkomst. Wie in België arriveert of hier geboren wordt als Congolees, zal in de perceptie van dit soort multiculturele denken altijd de vertegenwoordiger blijven van ‘de Congolese cultuur’. De vraag is dan natuurlijk of men daarmee verwijst naar de hybride cultuur van de Kinois, de etnische cultuurpolitiek van de stedelijke Katangees, de plattelandscultuur uit Equateur, of een van de vele andere mogelijke invullingen van de veralgeming Congolese cultuur? Of mag het misschien ook de kleinstedelijke cultuur van een middenklassestadje als Turnhout zijn, als de betrokkene daar woont of opgroeit?

3.

“We hebben behoefte aan een geheel nieuw denk- en begrippenkader om de realiteit van globalisering te vatten, en vooral om haar te bestrijden. We hebben nood aan een nieuwe handleiding voor revolutie”, zeggen Michael Hardt en Antoni Negri (8). Voor de grote meerderheid -die zich niet klaarmaakt voor een nieuwe revolutie, maar die wel geïnteresseerd is in een betere wereld- geldt in elk geval ook dat de dominante realiteit van de globalisering komaf maakt met oude recepten voor participatie en gelijkheid, zelfs al zijn die recepten soms maar twintig jaar oud.

De Nigeriaanse kunstcriticus Okwui Enwezor, die dit jaar de toonaangevende tentoonstelling Documenta in Kassel leidde, schrijft daarover enkele zeer interessante zaken in de inleiding van het boek Creolité and Creolization (9). We citeren uitgebreid uit zijn tekst, aangezien Enwezor had willen meewerken aan dit Cahier, maar er de tijd niet toe had. ‘Begrippen zoals hybriditeit, métissage en cosmopolitanisme zijn niet langer nuttig als assen waarop de kritieke thema’s van verschil en ongelijkheid van de hedendaagse cutuur afgezet en begrepen kunnen worden. In de Franse Antillen ontstond een nieuw begrip: creolité of creoleness. Jean Bernabé, Patrick Chamoiseau en Raphaël Confiant, drie intellectuelen uit Martinque die al jaren pogingen ondernamen om de “chaos” te begrijpen die voortgebracht werd door de geschiedenis in het Caribische bekken, publiceerden in 1989 Eloge de la Creolité. De auteurs putten uit het werk van onder andere Aimé Césaire en Edouard Glissant, en wilden een ethiek van waakzaamheid ontwikkelen, een ‘soort mentale enveloppe waarin we ergens in het midden, in volle bewustzijn van de buitenwereld, onze eigen wereld zouden kunen opbouwen.’ Met het begrip creoleness drukken de drie auteurs de ‘kaleodoscopische totaliteit’ van de Antilliaanse ervaring uit, het ‘niet-totalitaire bewustzijn van een bewaarde diversiteit’. Het kritische handelen en de expressie van die diversiteit liggen aan het hart van het radicale vertoog van de créolité, vooral als het erover gaat wat het betekent te leven en werken vanuit het polycentrisme van de Caraïben.

Culturele critici die zich bezighouden met de Franse Antillen zien créolité en creolisering als twee duidelijk onderscheiden begrippen. Glissant verkiest creolisering boven creoleness, omdat het eerste volgens hem verwijst naar een proces dat aan de gang is. Creolisering, zegt Glissant, leidt altijd tot onvoorziene consequenties. Het is een vruchtbaar proces dat tot het ongekende leidt, en dat we niet moeten vrezen. Voor Glissant is de basiservaring, waarnaar hij steeds teruggrijpt de Plantage, die hij omschrijft als een van de baarmoeders van deze wereld. De chaos van die plantage is opnieuw het basiskenmerk van de huidige wereld, zegt Glissant. En hij werkt daarbij een theorie uit van de creatieve wanorde, een theorie die de loopgraven van het gevecht tussen Noord en Zuid, tussen centrum en periferie overstijgt. Chaos, zegt hij, is een staat van genade die drjift op globale verschuivingen en fragmenteringen. Bernabé, Chamoisseau en Confiant definiëren de processen van creolisering eerder in termen van de brutale botsingen tussen cultureel verschillende bevolkingen, zoals die overal ter wereld plaatsgevonden hebben waar het plantagesysteem de samenleving gestructureerd heeft. Daartegenover stellen zij creoleness: ‘Het feit dat je behoort tot een originele menselijke entiteit die na verloop van tijd ontstaat uit deze processen van creolization.’ Wat ze gemeenschappelijk hebben, is hun verwerping van puurheid, eentaligheid en valse universaliteit, maar ook hun enthousiasme voor contact en diversiteit. Mono-identificatie wordt bekritiseerd, al doet ieder dat vanuit zijn eigen begrippenkader. Glissant kiest, als verzet tegen deze eenduidige identificatie voor dwaling, métisage en verworteling. De drie andere auteurs gaan eerder uit van noties zoals verlangen en uitwisseling. Allemaal komen ze echter uit bij een besef van identiteit dat meedere lagen en facetten bevat.

Oude begrippentegenstellingen zoals centrum versus periferie, en authenticiteit versus anders-zijn werken niet meer als stabiliserende factoren in het veld van de culturele analyse. In de plaats daarvan is het boeiend om de stedelijke realiteit van creoleness en creolisering te exploreren. Een van de krachtigste elementen van creoleness is zijn omkerende logica, die erin slaagt de logica van de hegemonische invloed om te keren en te bekeren tot het symbolische kapitaal van de culturele verschillen. Dat effect kennen we uit de historische ervaring van de plantage, maar vandaag moeten we die landelijke realiteit verlaten, en ons concentreren op het ontstaan van een stedelijke creolisering. De toenemende en wijdverbreide verstedelijking van gebieden die tot voor kort gedomineerd werden door rurale samenlevingen, stelt immers nieuwe vragen. Steden in Afrika, Azië, de Caraïben en de Indische Oceaan vormen momenteel een mozaiek van gefragmenteerde ruimtes die elk op een andere manier een antwoord formuleren op de uitdagingen van nationale, regionale en mondiale krachten. De steden worden steeds meer de plaatsen waar de actuele creolisering plaatsvindt. Nieuwe vormen van diaspora hebben gezorgd voor heel nieuwe verhoudingen in en samenstellingen van de stedelijke ruimtes. Markten, discotheken, cafés en restaurants vormen de omgevingen waarbinnen de strategieën van de creolisering uitgespeeld, ontwikkeld en hervormd worden. Creoleness en creolisering beschrijven de veelvormigheid, de polycentriciteit en de diversiteit van de hedendaagse culturele ontmoetingen die nooit vastliggen maar altijd opnieuw vormgegeven worden. De huidige trans-nationale, trans-urbane, trans-diasporische en trans-culturele praktijken wijzigen de manier waarop we naar de wereld kijken op een diepgaande wijze. Begrippen zoals creolenss en creolisering bieden ons een kader om dat fundamenteel wijzigende, mentale landschap te kaderen, te beschrijven en te begrijpen.’

Het alternatief voor het geïmporteerde en impotente multiculturele denken, is een praktijk van positieve diversiteit die uitgaat van onzuiverheid, vernieuwing en fragmentering. In een gesprek dat ik vorig jaar had met Mohammed Sabi, een van de voorvechters voor een rechtmatige plaats van allochtonen in de Antwerpse samenleving, vroeg ik of de idee van multiculturaliteit evolueert naar de idee van culturele diversiteit. Mohammed Sabi antwoordde: “Als multiculturaliteit staat voor het quasi wegcijferen of het overbeklemtonen van de verschillen, en culturele diversiteit voor het erkennen van de behoefte aan een eigen traditie in het zoeken naar ontmoetingsmogelijkheden, dan is het antwoord ja. Een ontmoeting kan immers pas geslaagd zijn als ze de verschillen niet loochent. Dat betekent echter niet dat elke etnische groep apart blijft: vanuit eigenheid wordt gestreefd naar ontmoeting.” (10)

De diversiteit die een definiërende kracht is voor de toekomst van elke gemeenschap, plaats of relatie, staat ver af van de wat hautaine, theoretische positie van de zogenaamde global citizens. Het besef van eigen achtergrond(en) en traditie(s) is essentieel om de omgang met de anderen vruchtbaar te maken. Ook dat besef is overigens eerder een proces dan een product: telkens opnieuw wordt een mens immers geconfronteerd met reacties, oordelen en aanvoelens die ‘cultureel’ bepaald zijn, waarover we vaak niet met rationaliteit en intellect kunnen heersen, en die toch bepalend zijn voor onze verhouding tot nabije en vreemde medeburgers. Centraal in dit betoog is echter dat elke poging om dat culturele element te schematiseren in beheersbare en grote veralgemeningen, contraproductief werkt vanuit het perspectief van gelijkwaardige participatie in een diverse samenleving.

De pleitbezorgers van de multiculturele samenleving lijken soms te vergeten waarover het debat eigenlijk gaat: niet over het verschil an sich en für sich, maar over het recht volwaardig burger te zijn in de samenleving waar je leeft, woont, werkt en toekomst maakt. De problematisering van culturele verschillen is ontstaan in samenlevingen waarin ongelijkheid (gedeeltelijk) gekoppeld werd aan etnische, culturele of religieuze kenmerken van de achtergestelde groepen. De dominante groepen presenteerden daarop het recept van de aanpassing of assimilatie als oplossing voor die achterstelling, zoals veel westerse denkers het simpele geloof aanhangen dat meer onderwijs in de Derde Wereld vanzelf zal leiden tot ontwikkeling en welvaart. De reactie op deze assimilatiepolitiek lag in het terecht beklemtonen van het recht op anders-zijn, en soms werd er even terecht op gewezen dat gemarginaliseerde groepen die zich onverhoeds aanpassen aan de orde die van bovenaf oplegd wordt, nog sneller en fundamenteler onderontwikkelen dan wanneer ze vanuit hun eigen universum ageren. Het werkelijke debat moet echter opnieuw gevoerd worden over sociale rechtvaardigheid en politieke gelijkheid, binnen gefragmenteerde en gediversifieerde samenlevingen over de hele wereld. Binnen dat debat moet uiteraard aandacht zijn voor culturele diversiteit, omdat ze verrijkend is voor iedereen, en omdat ze de caleidoscopische verscheidenheid kleurt en complexer maakt. ‘Toebehoren tot een etnische groep is geen probleem voor de samenhang van een samenleving’, zegt socioloog Peter Kivisto. “Etnisch toebehoren kan zelfs een voorwaarde zijn om een bredere, maatschappelijke samenhang op te bouwen. Anderzijds moet het [gelijkwaardige] burgerschap voor iedereen ook gezien worden als een middel om een inclusief toebehoren te creëren, als de manier waarop mensen van etnische minderheden -of ze nu individueel of in gemeenschap handelen- mondige en handelende subjecten kunnen zijn binnen de democratische publieke ruimte.” (11) Kort samengevat: geef iedereen minimaal stemrecht, want anders komt er nooit iets in huis van die gelijkwaardige participatie. Politieke brandstichters, zowel uit rechts-nationalistische hoek als uit cultureel-fundamentalistische hoek, bouwen momenteel hun macht op, omdat de democratie er niet in slaagt gelijke tred te houden met globalisering en diversiteit. Maar ook het omgekeerde is waar: overal waar de nieuwe competentie en creativiteit, die het gevolg is van de nieuwe samenstelling van de samenleving, gevaloriseerd worden, ontstaan kernen van toekomst. Dat is meer dan het behoudende verzet tegen het Vlaams Blok, dat is beter dan het vreemde enthousiasme dat in sommige linkse kringen voor de Arabisch Europese Liga opgebracht wordt. Diversiteit is tegelijk de weg én het doel voor alle samenlevingen in de globaliserende wereld. Tenminste, als diversiteit verstaan wordt als geschakeerde gelijkheid, en niet als onoverbrugbaar verschil.

De auteur is hoofdredacteur van Wereldwijd Magazine

NOTEN

(1) RUDY DE MEYER, Globalisering. Te nemen of te haten, NoordZuid Cahier, mei 2001
(2) ABDULAZIZ OTHMAN ALWAIJRI, Globalization and the Cultural Life in the Islamic World
(3) GERARDO MOSQUERA, Globalisering en multicultureel tentoonstellen, NoordZuid Cahier, september 1998
(4) MICHAEL S. BERLINER, Diversity and multiculturalism: the new racism, 1998
(5) PIERRE BOURDIEU en LOIC WACQUANT, La nouvelle vulgate planétaire, Le Monde Diplomatique, mei 2000
(6) ARJUN APPADURAI, Modernity at Large: Cultural Dimensions of Globalization, University of Minnesota Press, 1996
(7) SALMAN RUSHDIE, La fin de l’histoire? Entretien avec Alain Finkielkraut et Stuart Hall, La Republique de Lettres, 1994.
(8) MICHAEL HARDT en ANTONIO NEGRI, Globalization and democracy, in: Democracy Unrealised, Documenta11, 2002
(9) OKWUI ENWEZOR. Introduction, in Créolité and Creolization, Documenta11. 2002
(10) AN DE BISSCHOP en GIE GORIS, De witte almacht vervangen door diverse professionaliteit, Witte Raven, Zwart Schapen, september 2001
(11) PETER KIVISTO, Multiculturalism in a Global Society, Blackwell Publishing, 2002

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.