België neemt de maat van zijn eigen duurzame ontwikkeling

Vandaag presenteert minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo in New York het eerste Belgische rapport over de duurzame ontwikkelingsdoelen in New York. Het is een interessante oefening, maar zou vooral de aanleiding moeten zijn om veel meer onderzoek te doen naar de werkelijke impact van gevoerd beleid op duurzame ontwikkeling.

  • Mahmud Rassel (CC BY-SA 2.0) Mahmud Rassel (CC BY-SA 2.0)
  • Marisol Grandon / DFID-UK (CC BY-SA 2.0) Marisol Grandon / DFID-UK (CC BY-SA 2.0)

België is internationaal een sterk voorstander van de Duurzame OntwikkelingsDoelen (sustainable development goals of sdg’s), die in 2015 binnen de Verenigde Naties afgesproken werden. Die sdg’s bieden in 17 hoofddoelstellingen een mondiaal kader om in de periode 2015-2030 te werken aan een wereld zonder extreme armoede, een wereld ook waarin economische ontwikkeling op een ecologisch en sociaal verantwoorde manier aangepakt en gerealiseerd wordt. Dat is een ambitieus en aklomvattend programma, en dus is er om de belofte af te toetsen aan de realisaties behoefte aan goede indicatoren en degelijke rapportering.

De rapportering van wat elke overheid doet om haar aangegane engagement waar te maken, is vrijwillig. Dat betekent dat er geen verplichting is om gegevens bij te houden en openbaar te maken, er is voorlopig ook geen vazste structuur van rapportering. Dat is niet abnormaal, zo kort na het in voege treden van zo’n ambitieus en omvattend “mondiaal regeerprogramma”, maar het maakt de echte opvolging wereldwijd wel moeilijk.

De Belgische regering besliste om haar eerste rapport vrij vroeg te presenteren – niet in het eerste jaar, maar in het tweede. In 2016 brachten al 22 landen een rapport op het High Level Policy Forum, de jaarlijkse bijeenkomst waarop de stand van zaken van de sdg’s opgemaakt wordt in New York. Daaronder waren onder andere Duitsland en Frankrijk. Dit jaar presenteren 44 landen hun rapport, waaronder België.

Met dit rapport wil België naar eigen zeggen op de eerste plaats een gedeeltijke “nulmeting” doen

Pathways to Sustainable Development. First Belgian National Voluntary Review on the Implementation of the 2030 Agenda heet het rapport voluit. Een narratief stuk van dik zeventig bladzijden wordt aangevuld met een statistische annex van nog eens een twintigtal bladzijden. Met dit rapport wil België naar eigen zeggen op de eerste plaats een gedeeltijke “nulmeting” doen: waar staat het land bij het begin van de sdg-periode op het vlak van de zeventien doelstellingen, welke institutionele infrastructuur is voorzien om de engagementen op te volgen en richting te geven, en welke plannen zijn er intussen gemaakt om stappen vooruit te zetten.

Een belangrijke voorafgaande vaststelling: het rapport is redelijk uniek omdat het België in al zijn complexiteit op het vlak van bevoegdheden voorstelt als één land. De initiatieven van gewest- en gemeenschapsregeringen, van de federale overheid, en van alle kruisverbanden tussen de vele beleidsniveaus in dit land worden er heel netjes samengebracht. Het rapport is daarom alleen al een interne oefening van belang, omdat administraties, statistische diensten en beleidsverantwoordelijken van alle regeringen samen moesten werken om tot één, vlot leesbaar en coherent rapport te komen. Als burger kan je alleen maar hopen dat de werkelijkheid de voorstelling volgt.

Een belangrijke vaststelling is dat dit rapport meteen aantoont dat de sdg’s wel degelijk een stap vooruit betekenen tegenover de Millenniumdoelen (mdg’s).

Een andere belangrijke vaststelling is dat dit rapport meteen aantoont dat de sdg’s wel degelijk een stap vooruit betekenen tegenover de Millenniumdoelen (mdg’s), omdat die mdg’s bijna uitsluitend gericht waren op veranderingen in het Zuiden, terwijl het Noorden zijn enige engagement (internationale solidariteit, geconcretiseerd in onder andere de fameuze 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen voor officiële ontwikkelingshulp) nauwelijks rapporteerde en er eigenlijk ook zonder echte druk mee omging naargelang het de overheden in de rijke landen uitkwam. Dat werd vooral duidelijk na de financiële crisis midden in de mdg-periode.

Uitnodiging tot kritiek

In het rapport gaat soms meer aandacht naar de houding en het optreden van België in internationaal verband, en met name door Ontwikkelingssamenwerking. Dat weerspiegelt toch de erfenis van de mdg-periode, maar het weerspiegelt wellicht ook de achtergrond van de auteurs van het rapport. Toch gaat er ook voldoende aandacht naar de eigen acties en verantwoordelijkheden van België – en dan bedoelen we opnieuw alle beleidsniveau’s.

Marisol Grandon / DFID-UK (CC BY-SA 2.0)

 

Op zeventig bladzijden is het natuurlijk onmogelijk om een omvattende en exhaustieve stand van zaken op te maken van het eigen “ontwikkelingsbeleid” van een land, van armoedebeleid over onderwijsbeleid tot klimaatbeleid en tewerkstellingsbeleid – om maar enkele van de vele domeinen te benoemen. Het gevolg is dat het rapport keuzes maakt, wat ook betekent dat bepaalde zaken niet opgenomen worden. Als het globale beeld van het duurzame ontwikkelingsbeleid in België overwegend positief is, dan heeft dat ongetwijfeld ook met de gehanteerde keuzes te maken.

Zo stipt men bij sdg1 (armoedebestrijding) aan dat 21 procent van de Belgische gezinnen met armoede- of sociale uitsluitingsrisico’s leeft

In die zin zou dit rapport moeten functioneren als een uitdaging aan alle academici, organisaties en betrokkenen om de beleidsterreinen waarop ze zelf actief zijn door te lichten en bij te dragen tot kritischer rapport over enkele jaren – al zou het onjuist zijn om te zeggen dat het huidige rapport alléén maar een tout-va-bien-madame-la-Marquise-gehalte heeft.

Zo stipt men bij sdg1 (armoedebestrijding) aan dat 21 procent van de Belgische gezinnen met armoede- of sociale uitsluitingsrisico’s leeft, vermeldt sdg2 (voedselzekerheid) dat het aantal mensen in België dat niet in staat is elke dag minstens één kwaliteitsvolle maaltijd te kopen groeit en met 140.000 mensen nu al meer dan 1 procent van de bevolking bedraagt, en vermeldt sdg14 (biodiversiteit) dat slechts 20 procent van de planten- en diersoorten er in België goed aan toe zijn en dat zeker 40 procent er echt slécht aan toe zijn.

Maar bij sdg4 (over onderwijs) wordt slechts in de meest vage bewoordingen verwezen naar de slechte scores van ons onderwijssysteem voor leerlingen uit lage sociale klasse of met een migratie-achtergrond, waardoor het probleem nauwelijks op de agenda verschijnt als een prioritair thema om op te volgen en actie rond te ondernemen. De dramatische situatie van schooluitval in Brussel verdwijnt in dit hoofdstuk onder de globale vaststelling dat het aantal voortijdige schoolverlaters de voorbije tien jaar daalt. De uitsluiting van en het racisme tegenover burgers van niet-Belgische of niet-West-Europese achtergrond wordt in het hele rapport trouwens genegeerd en vraagt dringend een aanvulling.

Eigen lof

Voor sdg 7 (over duurzame energie) slaagt het rapport er zelfs in om ons land goede punten te geven, al wordt voorzichtig geopperd dat er nog bijkomende vooruitgang nodig is om de 2020 doelstellingen op dit vlak te halen. Bij sdg 10 (ongelijkheid bestrijden) noteert het rapport met gepast trots dat België tot de minst ongelijke landen in de wereld behoort, met zelfs een dalende Gini-coëfficiënt (die gebruikt wordt om ongelijkheid te meten). Die vaststelling wordt in De Morgen van vandaag, op basis van een voorlopig rapport van onder andere Oxfam Internationaal, zelfs verheven tot een wereldrecord.

De huidige regeringen in België breken met de lijn waarop ze zich voorlopig nog graag beroepen en voeren een beleid dat ongelijkheid laat toenemen

De realiteit is wat genuanceerder. In de statistische bijlage van het Belgische rapport is bijvoorbeeld meteen te zien dat de dalende Gini-lijn omgebogen wordt na 2014 en dus intussen licht stijgend is. Met andere woorden: de huidige regeringen in België breken met de lijn waarop ze zich voorlopig nog graag beroepen en voeren een beleid dat ongelijkheid laat toenemen. Indien dit volgens de eigen feiten zou zijn weergegeven, stond ook dit punt volgende keer bovenaan de agenda. Hopelijk is er straks iemand in de zaal die deze verdoezeling van de feiten ook opmerkt en er een vraag over stelt.

Vrede en veiligheid

Interessant is ook de vaststelling onder sdg16 (vrede en inclusie) dat de samenhang tussen vrede en veiligheid begint bij inclusieve ontwikkeling -en dus niet bij militaire tussenkomsten om de gewenste ontwikkelingsresultaten te behalen. ‘Het bestrijden van armoede, verminderen van ongelijkheden, vrouwen krachtig maken, schaarse natuurlijke rijkdommen beheren, klimaatverandering bestrijden, mondiale gezondheid promoten, migratie beheren en stabiele instellingen creëren en mensenrechten bevorderen: dat alles zal bijdrage tot het verzekeren van duurzame vrede en tot het aanzienlijk verminderen van allerlei vormen van geweld’, schrijft het rapport.

Nog twee belangwekkende vaststellingen onder sdg17 (mondiaal partnerschap). Om te beginnen herhaalt het rapport het belang dat België hecht aan het correct belasten en het effectief innen van die belastingen om de eigen ontwikkeling te kunnen realiseren. Jammer dat die boodschap in dit rapport en in het beleid te vaak beperkt blijft tot een – volkomen terechte – oproep aan regeringen in het Zuiden, terwijl de Belgische staat er zelf niet in slaagt – of er niet voor kiest – om de grote vermogens en de internationale grootbedrijven naar draagkracht te laten bijdragen, zodat de afbouw van de sociale bescherming -en daardoor de toenemende ongelijkheid- voorkomen zou kunnen worden.

Men gaat veel te gemakkelijk uit van het geloof dat een handelsbeleid dat inclusief genoemd wordt dat ook is

Anderzijds benadrukt het rapport ook het belang van het handelsbeleid als een belangrijke factor om veel van de doelstellingen op internationaal niveau te realiseren. Men gaat wel veel te gemakkelijk uit van het geloof dat een handelsbeleid dat inclusief genoemd wordt dat ook is, terwijl de realiteit van de Europese vrijhandelsverdragen met ontwikkelingslanden op zijn minst veel meer gecontesteerd wordt en door velen gezien wordt als tegengesteld aan de duurzame ontwikkeling die met andere middelen wel nagestreefd wordt.

Dit rapport is, met andere woorden, interessant als de benchmark die de Belgische overheden zichzelf stellen als het gaat om duurzame ontwikkeling en de Belgische bijdrage tot het realiseren van de mondiale doelstellingen tegen 2030. Het zou goed zijn dat The Shift, een platform van meer dan 350 middenveldorganisaties, bedrijven en met overheden verbonden organisaties, deze handschoen zou opnemen en dit najaar een proces zou opzetten om een eigen benchmark naast dit rapport te leggen. Het sdg-proces is veel te belangrijk en te veelbelovend om overheden toe te laten zichzelf enkel af te meten aan hun eigen structuren en beloften, en dus na te laten de grote hiaten en contradicties in het beleid te benoemen en op de agenda te zetten.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.