Minder vlees is altijd beter – voor dieren, mensen én klimaat

Met 860.000 zijn ze, de kippen, runderen en varkens die dagelijks in vrachtwagens over de Belgische wegen denderen met als enige doel geslacht te worden. Het is een duizelingwekkend cijfer. En als de gruwelfilms in slachthuizen een zaak aantonen, is het wel dat kweken van dieren op industriële schaal niet te verzoenen is met wat we maatschappelijk welzijn noemen, laat staan met een ernstig klimaatbeleid.

In een essay dat eerder dit jaar verscheen, zette de Israëlische historicus Yuval Noah Harari, auteur van boeken als Sapiens en Homo Deus een aantal cijfers op een rij. Alle dieren die mensen kweken om op te eten? wegen wereldwijd zeven keer zo veel als alle wilde dieren samen, inclusief zwaargewichten als olifanten en neushoorns.

Public Domain (CC0)

Ook in aantal torent de veestapel er hoog bovenuit. Terwijl er tachtigduizend giraffen zijn, zijn er vijftig miljard kippen. Ieder jaar opnieuw, want Brazilië alleen slacht jaarlijks evenveel kippen als er mensen op de wereld zijn. En toch sterft de kip niet uit. Al kan je ook afvragen of ze wel leeft. Men zou het gedomesticeerde dier als een wonder van de evolutie kunnen omschrijven, besluit hij, een ongekend succesproduct, dat zich overal heeft kunnen verspreiden, ware het niet dat het lot van deze dieren weinig benijdenswaardig is.

Levend wezen of massaproduct

Goed, er wordt voor hen gezorgd, ze hebben een dak boven hun hoofd, kunnen eten zonder er moeite voor te doen en krijgen medicijnen tegen alle mogelijke kwalen waaraan ze al dan niet lijden. Beter voorkomen dan genezen klinkt het nogal snel in de geïndustrialiseerde veeteelt. Daar tegenover staat een nijpend gebrek aan bewegingsruimte, een trootsteloos bestaan in gevangenschap en de degradatie van dier tot product. Want elk van die kippen, varkens en runderen heeft slechts een bestaansreden: leven om zo snel mogelijk te sterven en in de pan of op de barbecue te belanden.

De massale schaal waarop wij vlees zijn beginnen kweken, stelt Harari, is moreel en ethisch niet langer te verantwoorden. Hij werpt de vraag op of deze puur functionele omgang met dieren, waarbij welzijn wordt verpletterd onder immense productiedruk, waarbij levende wezens herleid worden tot consumptieartikelen niet een van de grotere misdaden is uit de menselijke geschiedenis.

Het is een boude uitspraak, maar een die tot nadenken zet. Ooit was vlees de uitzondering, een luxeproduct waar men zich pas aanzette als het dier op het hof zijn rol had vervuld. Die rol was om afval te verwerken tot mest om de grond te voeden waarop de boer zijn granen, groenten of peulvruchten verbouwde.

Op 75 procent van de globaal bewerkte landbouwgrond worden geen graangewassen voor mensen geteeld, maar voer voor dieren.

Ook deze dieren werden uiteindelijk verkapt, versneden en gepekeld, maar tot de slachter zijn messen wette op het erf, hadden deze dieren een leven genoten relatieve vrijheid en in open lucht. Ze hadden tussen appelbomen gewroet, op de koer gescharreld of op het grasland gegraasd. Het is niet eens zo lang, amper zestig jaar, dat vlees van uitzondering regel werd en de varkens van het land in de stallen werden gejaagd waarbij ze niet langer afval aten maar soja uit verre landen.

Het gevolg van die evolutie is vanuit de ruimte mooi te zien. De kaalslag van het regenwoud is deels het gevolg van de prominente plaats die vlees in het voornamelijk Westerse dieet kreeg. Op 75 procent van de globaal bewerkte landbouwgrond worden geen graangewassen voor mensen geteeld, maar voer voor dieren. Ik kom er nog op terug. Hoe onze vleesconsumptie het landgebruik in andere landen dicteert. Of hoe vlees een weerspiegeling is van mondiale ongelijkheid.

Public domain (CC0)

Boeren en protten

Maar laat ik eerst nog even met cijfers spelen. Want ieder cijfer over de veeteelt is groots, immens en nauwelijks voorstelbaar. In Vlaanderen alleen wonen 32,1 miljoen kippen, zes miljoen varkens en 1,3 miljoen koeien in hokken of stallen. De helft van wat deze dieren eten, wordt ingevoerd, vooral soja uit Argentinië en de Verenigde Staten. Het toont al aan dat op zo massale schaal vlees produceren een erg inefficiënte manier is om met voedsel om te gaan.

Voor de productie van een kilogram rundvlees is vijftienduizend liter water nodig. Beeld het je even in. Dat zijn honderd gevulde badkuipen op een rij.

In zijn boek Honger maakte de Argentijnse onderzoeksjournalist Martin Caparros de rekensom: er zijn vier plantaardige caloriën nodig om één calorie kippenvlees te produceren, zes voor één calorie varkensvlees en tien voor één calorie rund- of lamsvlees. Bij waterverbruik tekenen zich gelijkaardige verhoudingen af. Om een kilogram groenten te produceren, heb je driehonderd liter water nodig, voor een kilogram rundvlees is dat vijftienduizend liter. Beeld het je even in. Dat zijn honderd gevulde badkuipen op een rij. De vleesproductie slorpt zo tien procent van het zoetwaterarreaal op van de planeet.

Het doet Caparros besluiten: ‘Als men je vraagt of deze planeet tien miljard mensen kan voeden, dan moet je antwoorden: met welk dieet?’ Wat wij normaal zijn gaan vinden, wat wij als ons goede recht zijn gaan beschouwen – een kotelet per dag, ribbekes op de barbecue, kippenboutjes à volonté – is simpelweg onverzoenbaar met voedselzekerheid voor iedereen. Op dit moment gebruiken drie miljard mensen de bestaansmiddelen van zeven miljard.

Alle dagen vlees is een vorm van planetaire ongelijkheid. ‘Vlees eten is zeggen: wat kunnen die andere zeven miljard mij schelen?’, schrijft Caparros. Wat wij menen te mogen en te kunnen, is elders onmogelijk omdat we moeilijk alle bossen kunnen kappen voor soja en maïs om onze hang naar vlees te voeden. Biodiversiteit en waardevolle landschappen als de Argentijnse cerrado worden nu al vernietigd en omgeploegd om gronden in te zaaien met monoculturen aan voedergranen.

Minder of geen vlees eten, is een van de eenvoudigste zaken die een mens alleen kan doen om de klimaatverandering enigszins af te remmen.

En dan is er nog de directe impact op klimaatverandering. Als herkauwer neemt de koe haar tijd om te verteren, ze boert en prot al eens en stoot daarbij behoorlijke hoeveelheden methaan uit. Als broeikasgas is het ongeveer 25 keer sterker dan CO2. Naast de ruimtelijke vraatzucht is het de reden waarom veeteelt wereldwijd verantwoordelijk is voor 15 procent van de uitstoot van broeikasgassen. Minder of geen vlees eten, is een van de eenvoudigste zaken die een mens alleen kan doen om de klimaatverandering enigszins af te remmen.

In Vlaanderen hebben de landbouworganisaties de neiging om de link tussen veeteelt en klimaatverandering niet zozeer te banaliseren dan wel te minimaliseren. Wie de cijfers en taartdiagrammen bekijkt, kan blijkbaar niet anders dan besluiten dat de tien procent van de uitstoot waar de landbouwsector voor verantwoordelijk is, niet het voornaamste probleem is. Bovendien wijst de sector er graag op dat ze er tegenover 1990 al in slaagde haar aandeel in het broeikasgastotaal met meer dan twintig procent te vermindern. Wat deze cijfers niet vertellen, is dat veel van onze uitstoot zich in het buitenland bevindt en dat tegenover het aandeel van 0,4 procent dat de landbouw heeft in de algehele economische activiteit, tien procent uitstoot aanzienlijk is.

Animal Rights Australia (bron vimeo)

Het laatste Vlaamse Milieurapport

Het Milieurapport Vlaanderen (MIRA) () is in haar interpretatie van die cijfers dan ook veel duidelijker en rechtlijniger dan de sector zelf. ‘Een evenwichtig voedingspatroon met een verschuiving naar minder dierlijke eiwitten en/of meer lokale producten met een lagere milieudruk kan bijdragen tot een daling van broeikasgassen in Vlaanderen’, stelt het rapport. En voegt het eraan toe: ‘De biologische landbouw kan een voorbeeldfunctie vervullen in de verdere verduurzaming van de landbouw.’

Het is ook de conclusie die Paul Hawken trekt in zijn boek Drawdown, the most comprehensive plan ever proposed to reverse global warming. Hij wikt globaal klimaatmaatregelen die op korte termijn de meest directe en grootste impact hebben op de reductie van broeikasgassen. Daarbij komt hij tot een onverwachte rangschikking. Niet de omschakeling naar een volledig duurzaam energiesysteem staat bij hem op nummer één, wel familieplanning en onderwijs voor meisjes.

Hoe meer mensen, hoe groter de druk op alle natuurlijke grondstoffen en hulpbronnen. Al blijft de planetaire impact van een gemiddelde Amerikaan nog altijd vele malen groter dan die van een Somaliër. Op nummer vijf staat bij Hawken de overstap naar een gedeeltelijk of volledig plantaardig dieet. Precies omdat alle dagen vlees voor iedereen gelijk staat aan een planetaire kaalslag, maar ook omdat een dieet zwaar van vlees niet gezond is.

Mochten we in Europa voor de helft minder vlees eten, dan zouden we tegen 2020 al vijftig procent van onze milieudoelstellingen halen.

Zondag vleesdag

Moeten we dan in naam van de aarde en het klimaat massaal vegetariër worden? Het mag, maar het kan ook anders. Dieren zijn een deel van een inherent duurzaam landbouwsysteem. Maatschappelijk is dat het debat dat we horen te voeren. Welke landbouw willen we? Hoe zorgen we ervoor dat boeren die willen omschakelen daarvoor alle steun krijgen? Kunnen we van te veel en te goedkoop overstappen naar minder en kwaliteitsvol?

Dierenwelzijn betekent dieren tijd geven om te leven. En tijd kost in economische maatstaven altijd geld.

‘Zondag vleesdag’, is het idee dat Tom Troonbeeckx als boer hanteert. In zijn CSA-bedrijf Het Open Veld in Leuven zoekt hij naar hoeveel dieren de grond die hij bewerkt aan kan en omgekeerd. Daarbij keert hij terug naar de oorspronkelijke rol van de dieren op een boerderij: afval verwerken en meststoffen produceren. Hij houdt zo veel koeien als hij nodig heeft om het weiland dat hij pacht te begrazen en waarvan hij de mest kan verwerken op zijn groentenakkers. Ook zijn dieren, vooral de stieren, worden uiteindelijk weggevoerd naar het slachthuis en belanden als vlees op de borden van de leden van zijn boerderij.

Toch is er een essentieel verschil, het verschil dat de kern vormt van de ommekeer waar we voorstaan in de landbouw: deze dieren hebben geleefd van het land waar ze graasden. Ze zijn geen vleesfabrieken. Naar het schijnt proef je dat ook. Of hoe minder vlees altijd beter is. En ja, daar betaal je een prijs voor. Maar, om met een boutade te eindigen: waarom geven we probleemloos honderd euro uit aan een jeansbroek met gaten, terwijl we voor vlees op ons bord nauwelijks willen betalen. Dierenwelzijn betekent dieren tijd geven om te leven. En tijd kost in economische maatstaven altijd geld.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.