Dwangmatig wereldreiziger en landenverzamelaar

Cees Wittebrood: ‘De wereld is een boek en ik wil alle bladzijden lezen’

© Stefaan Anrys

Voormalig EU-topambtenaar Cees Wittebrood noemt zichzelf een dwangmatige wereldreiziger. Hij heeft in totaal 246 soevereine landen en afhankelijke gebieden op zijn teller. Waarom die drang om landen af te vinken? En wat leert een reiziger dat thuisblijvers ontberen?

Na uren praten kan ik niet de vinger leggen op wat de man precies drijft. Toch maakt dat ons gesprek niet minder onderhoudend. Wittebrood is een vat vol anekdotes. Tussen de verhalen over zijn eerste studentenreis naar China — ‘toen het hele Chinese volk nog in blauwe uniformen rondliep te zwaaien met het Rode Boekje’ — of ’s mans bezoek aan een privé-eiland in de Stille Oceaan, dat plots veel minder feeëriek blijkt wanneer de stroomgenerator uitvalt en het exquise eten van de gastvrouw gaat bederven, zijn het vooral de uitspraken over humanitaire hulp die beklijven.

Wittebrood houdt er uitgesproken meningen op na, maar weet waarover hij praat. Na een job bij het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en op de buitenlanddienst van de EU gaat hij aan de slag bij het EU-directoraat-generaal ECHO (European Community Humanitarian Aid Office). Daar wordt hij afdelingshoofd voor respectievelijk het Midden-Oosten, Afrika en uiteindelijk Azië en Latijns Amerika. Sinds kort met pensioen, praat hij vrijuit, ook over de deal met Erdogan.

U noemt uzelf een landenverzamelaar en op de gelijknamige website landenverzamelaars.nl staat uw naam op de zesde plaats. Vinkt u echt landen af?

Cees Wittebrood: Ja, ik wil echt alle landen zien. Dat heeft soms een prijs. Ik zou het mezelf voor de rest van mijn leven kwalijk nemen als ik heel Afrika had gezien maar niet bijvoorbeeld Equatoriaal Guinea. Ook al was dat het moeilijkste land om binnen te raken. De visumprocedure alleen al heeft mij 750 euro gekost.

Waarom die drang om de hele wereld te zien?

Cees Wittebrood: Waarom wil iemand alle medailles veroveren? Het is moeilijk te zeggen. Ik denk dat het een combinatie is van ambitie en toeval. Toen ik twaalf jaar was, wilde ik missionaris worden. Ik viel op het seminarie al snel van mijn geloof af, maar de drang om nieuwe horizonten te verkennen is er altijd gebleven. Ik ben uiterst benieuwd naar andere volkeren en culturen. Er zijn heel veel mensen die de ambitie hebben om te reizen maar niet de kans hebben. Door mijn werk kwam ik op zoveel plaatsen waar geen ander mens kwam. En plots lag, als bij verrassing, mijn doel binnen handbereik.

Het merendeel van uw reizen was in opdracht van ECHO, het Europees Agentschap voor Humanitaire Hulp. Nooit bang geweest?

Cees Wittebrood: Natuurlijk wel. Ik ben in veel oorlogsgebieden geweest, zoals Somalië, Syrië, Irak, Afghanistan en Tsjetsjenië. Misschien het allerergste was mijn reis naar Gaza, in 2005, geloof ik. Toen hebben Israëlische grenswachten op mij geschoten.

Om u te doden?

‘De schendingen van het humanitaire recht door de Israeli’s zijn gewoon te groot om te beschrijven.’

Cees Wittebrood: Niet om mij te doden, want daar zijn ze te goed in, maar om mij weg te krijgen. Ze weten heel goed wat ze doen. Ik was in Rafah, aan de grensovergang tussen Gaza en Egypte. De Israeli’s hadden daar tunnels gevonden van de Palestijnen. Om ze te ontmantelen, sloopten ze alle huizen in de buurt. En dan nog liefst om drie of vier uur ’s nachts, als iedereen sliep.

Dan werden de kindertjes met hun kleine beertjes, hun knuffeltjes en hun pyjamaatjes, het huis uit gedreven en moesten zij toezien hoe hun slaapkamertje platgegooid werd, midden in de nacht. En dat allemaal zonder onteigening en zonder vergoeding. Zoek het maar uit. De schendingen van het humanitaire recht door de Israeli’s zijn gewoon te groot om te beschrijven.

Wat wilde u daaraan doen?

Cees Wittebrood: Wij van de Europese Unie, en ook de VN, wilden gaan kijken hoever de Israeli’s gevorderd waren in het ruimen van die huizen. We waren officieel toegelaten, we liepen tussen de huizen door naar het ontruimde gebied en hadden van die lichtblauwe VN vestjes aan, toen plots… tak tak tak tak tak tak tak!

Ze schoten op jullie?

Cees Wittebrood: Ja-ja-ja-ja, niet in de lucht. Blijkbaar wilden ze niet dat we poolshoogte gingen nemen van wat ze aangericht hadden. En dat is dan een lidstaat van de Verenigde Naties. Ik was een gast van de Verenigde Naties. We hadden toestemming om daar te reizen, we waren toegelaten. Dan voel je dat je eerder gezien wordt als een vijand, eerder dan iemand die bereid is om hen te helpen om te gaan met de gevolgen van de bezetting.

© Stefaan Anrys

U hebt een manshoge kaart met stickertjes op de landen waar u al geweest bent. Ik zie er veel op Centraal-Afrika.

Cees Wittebrood: Ja, ik ben vaak in Burundi, Rwanda en Congo geweest, maar ook veel in de Sahel. Echo had als eerste geconstateerd dat er in de Sahel ongeveer 600.000 kinderen per jaar ernstig en acuut ondervoed raken, waarvan er 300.000 sterven voor het einde van hun vijfde levensjaar. Dat zijn dus meer slachtoffers dan in de oorlog in Syrië of Irak. En bijna net zoveel als er stierven in de tsunami van 2004. En niemand gaf erom. Wij noemden het een onzichtbare tsunami.

Behalve ECHO?

Cees Wittebrood: Wij zijn de eersten geweest die het probleem onderkend en structureel aangepakt hebben. Wij hebben – dat is het unieke van ECHO – ongeveer 200 partnerorganisaties waarmee wij een zogenaamde partnerschapsovereenkomst sluiten, zodat ze bij nood meteen ingeschakeld kunnen worden. Met hen en de lokale overheden hebben we structurele hulp opgezet in de Sahel. Daar ben ik erg trots op. Ook de uitbraak van ebola, in Guinee, Sierra Leone en Liberia, hebben wij heel vroeg aangepakt. Het kan altijd beter, maar bij ebola waren wij de eerste en grootste hulpverlener.

Want de Wereldgezondheidsorganisatie was rijkelijk laat.

Cees Wittebrood: Ja. We hadden nog ergens een potje over en toen de epidemie nog beperkt in omvang was, in maart-april 2015, heb ik contracten gesloten met de Wereldgezondheidsorganisatie en Unicef voor 500.000. En die hebben ze meteen gebruikt om een eerste respons te organiseren. Later werd de epidemie veel groter en hebben we dus meer geld vrijgemaakt.

Hoeveel humanitaire hulp voldoet aan het principe “Allereerst niet schaden”?

Cees Wittebrood: Anders dan ontwikkelingssamenwerking heeft noodhulp niet altijd de tijd om te kijken of het meer schade oplevert dan baten. Het is vaak spoedhulp. Tijd dringt. In Congo, Soedan en Tsjaad waren sommige vluchtelingenkampen zo opgezet dat zelfs een leek kon zien hoe die kampen juist mogelijkheden creëerden voor criminaliteit, voor seksueel misbruik, voor discriminatie, voor kinderarbeid. Bijvoorbeeld omdat de tenten te dicht bij elkaar stonden of de latrines niet gescheiden waren.

We hebben in de loop der jaren veel verbeterd. Er zijn internationale normen vastgesteld, maar in de praktijk kom je nog steeds veel problemen tegen. Kijk maar naar de Rohingya-vluchtelingen in Myanmar. Het is zoals op een spoedafdeling van het ziekenhuis. Iemand komt binnen. Iemands leven staat op het spel. En je helpt hem. Je redt zijn leven en daarna zie je wel.

Die vluchtelingenkampen zijn toch meestal door de VN of de Europese Unie opgezet? Weten die dan niet beter?

Cees Wittebrood: Zodra het spoedeisende karakter van de hulp voorbij is, kun je beter plannen en organiseren. Dan respecteren we volop het “niet schaden”-principe. Als een kamp er al een tijd staat, gaat het vaak beter. Maar dat vraagt tijd. In een noodsituatie komen de vluchtelingen vaak in groten getale. Er is te weinig geld. Er is te weinig materiaal. De lokale autoriteiten zijn overstelpt. Er zijn vaak geen goed opgeleide managers. De logistiek ontbreekt. Dus die eerste opvang is crisisopvang.

© Stefaan Anrys

Gaan sommige landen beter om met rampen of conflicten dan andere?

Cees Wittebrood: Jazeker. We hebben veel bereikt, maar er blijven genoeg problemen. In Congo draait alles in de soep. Waaraan ligt dat? Aan het gebrek aan medewerking van de lokale overheden, de incompetentie van een lokale gouverneur, het zwakke opleidingsniveau van lokale staf of de sociale instellingen. In een land als Congo, met alle respect, heeft de geschiedenis geleerd dat de overheid niet opkomt voor de burger. Die wordt volledig aan zijn lot overgelaten. Het is ieder voor zich.

Waar is het dan wel goed georganiseerd?

Cees Wittebrood: Ik vond dat het in Latijns-Amerika wel goed ging. In Ecuador en Colombia. In sommige Afrikaanse landen zoals Mozambique en Tanzania ging het goed. Maar dan kom je in Burundi, Congo of Nigeria, dan is dat heel anders.

‘Ik ben ontzettend teleurgesteld in Afrika. De kansen die er liggen, worden verprutst. Doelbewust verprutst.’

U bent erg negatief over Afrika, niet?

Cees Wittebrood: Ik ben ontzettend teleurgesteld in Afrika. De kansen die er liggen, worden verprutst. Doelbewust verprutst. Er is op dit moment geen enkele leider in Afrika die een visie heeft, gericht op duurzame ontwikkeling van zijn land. Eerst en vooral is hij gericht op de eigen positie, op macht en zijn inkomen of dat van zijn familie, vrienden, partij, alles eromheen. Kijk naar Zimbabwe. Ik ben behoorlijk sceptisch, zo niet cynisch over Afrika. Er zijn bijna geen overheden die meewerken met internationale organisaties die humanitaire hulp verlenen.

Waarom niet?

Cees Wittebrood: Er zijn heel veel redenen: politiek, financieel, maar ook angst voor gezichtsverlies, gebrek aan interesse of intern racisme, etnische spanningen, religieuze conflicten zoals in sommige Sahel-landen of Somalië. Zelfs in een land als Kenia lukt het moeilijk. Trouwens, je vraagt je soms af, waarom moeten wij daar miljoenen euro hulp besteden, als een parlementslid al zoveel geld verdient.

Blijf op de hoogte

Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en blijf op de hoogte van het mondiale nieuws
Een parlementslid verdient 20 miljoen dollar per jaar?

Cees Wittebrood: Michela Wrong beschreef in haar boek It’s Our Turn to Eat hoe elke nieuwe generatie politici in Kenia alles in het werk stelt om zoveel mogelijk geld te vergaren. Het wordt bijna verwacht van een politicus. Hij is een zwak parlementslid als hij aan het einde van zijn mandaat geen 20 tot 25 miljoen dollar heeft verzameld.

En ontwikkelingswerkers hebben wel meestal goede bedoelingen…

‘Humanitaire hulp is geen liefdadigheid, het is een professie. Een vak. Er gaat jaarlijks zo’n 25 miljard euro in om. Dat mag je niet aan amateurs overlaten.’

Cees Wittebrood: Humanitaire hulp is anders dan ontwikkelingswerk. Noodhulp wordt direct verleend, het is onafhankelijk, terwijl ontwikkelingswerk plaatsvindt in samenwerking met de overheden. Ik ben trots op wat we met humanitaire hulp bereikt hebben, maar ik zet wel vraagtekens bij de huidige ontwikkelingen. Zoals de politisering van hulp. Juist omdat die onafhankelijk en snel is, is het aantrekkelijk voor politici om ze te gebruiken voor andere doeleinden, zoals conflictbeheersing. En er zitten ook aardig wat amateurs tussen. Humanitaire hulp is geen liefdadigheid, het is een professie. Een vak. Er gaat jaarlijks zo’n 25 miljard euro in om. Dat mag je niet aan amateurs overlaten.

Wat doen die zogenaamde amateurs dan verkeerd?

Cees Wittebrood: Och, je kent ze wel. Groepen of organisaties die met de beste bedoelingen overschotten van medicijnen sturen. Die vaak onvoldoende gekoeld zijn, over de datum heen, te veel bijverschijnselen hebben of niet cultureel aangepast, aan het doelpubliek. Of kleding, schoeisel en voedsel. Voedselhulp is een vakgebied. Je moet goed weten wat je doet. Veel voedsel geven aan een ondervoed kind, kan averechts werken en zelfs leiden tot de dood.

U klaagt de politisering van de humanitaire hulp aan. Wat gaat er mis?

Cees Wittebrood: Terwijl humanitaire hulp altijd gericht was op de noden van de slachtoffers, dreigt ze nu een instrument van buitenlandse politiek te worden. Hulp dreigt alleen te worden gegeven als het ons goed uitkomt. Niet de noden staan centraal, maar de doelstellingen. Als we bijvoorbeeld de Turken kunnen helpen om een akkoord te sluiten over vluchtelingen. Of als het helpt bij de stabilisering in Irak of Syrië. Er zijn steeds meer voorbeelden van politisering. Hulp dreigt haar onafhankelijkheid en neutraliteit te verliezen.

Zoals de Europese steun die naar de Libiërs, Ethiopiërs en andere Afrikaanse overheden gaat om kampen op te richten voor gelukszoekers?

Cees Wittebrood: Ik spreek liever over migranten. Iedereen is het erover eens dat we de grondoorzaken van migratie moeten aanpakken. Nu bestaat het risico dat als de migranten maar buiten Europa blijven, we onze ogen sluiten.

© Stefaan Anrys

Europa geeft Turkije geld om de migranten daar te houden. Werkt ECHO daar niet aan mee?

Cees Wittebrood: Wel… Dat is de pijnlijke vraag. In Turkije financiert ECHO het sociale vangnet voor de Syrische vluchtelingen die in de kampen terechtkomen. Er zitten meer dan een miljoen Syriërs en die moeten toch op de een of andere manier toegang hebben tot voedsel, onderwijs en gezondheidszorg. En daar krijgen ze financiering voor via ECHO.

Er is één miljard voor humanitaire hulp en twee miljard voor de samenwerking met de Turken, om infrastructuur op te zetten, onderwijs te organiseren. Dat gaat direct naar Turkije zelf, terwijl de één miljard ECHO-financiering via het Wereldvoedselprogramma en andere organisaties verloopt.

Wat denkt u daarvan? Een schande?

Cees Wittebrood: Er was een akkoord nodig, maar bij gebrek aan een echte oplossing heeft Europa vaak geen andere keuze dan er een hoop geld tegenaan te gooien. Net zoals in de Balkan destijds. Europa kon geen politieke oplossing brengen, behalve geld geven aan organisaties die mensen opvangen, hulp bieden, kampen opzetten, mensen aan een baan helpen. Met de oorlog in Syrië zie je hetzelfde gebeuren. Maar als er te veel geld rondgaat, dan weet je wat er kan gebeuren. Te weinig geld is niet goed, te veel ook niet.

Dan verdwijnt het?

Cees Wittebrood: Dan krijg je oneigenlijk gebruik van het geld, het is inefficiënt, het komt terecht waar het niet hoeft te zijn, sommige mensen verrijken zich. Kijk naar wat er is gebeurd met de opvang van vluchtelingen in Griekenland. Omdat verwacht werd dat heel veel vluchtelingen naar Griekenland en Italië zouden komen, is er ongeveer 300 miljoen vrijgemaakt. Maar uiteindelijk zijn er in Griekenland niet meer dan 40.000 à 45.000 vluchtelingen blijven hangen. Als je dat uitrekent, is dat 6.000 euro per persoon. Dat is meer dan menig Griek ontvangt in een heel jaar als pensioen ontvangt. Te veel geld werkt contraproductief.

Waar is dat geld dan heen?

‘Europa geeft proportioneel veel meer geld aan een vluchteling die naar Europa dreigt te komen, dan aan pakweg een Rohingya. Want die komt niet naar Europa.’

Cees Wittebrood: Dat weet dus geen mens. Lees de artikelen. De Britse pers is enorm kritisch. Ze zijn allemaal op zoek. Where is the money? Dat is geld van de Europese Unie, dat ECHO moest uitgeven. ECHO zit daar dus mee. Een ander probleem waarmee ik worstel, is dat Europa proportioneel veel meer geld geeft aan een vluchteling die mogelijk naar Europa dreigt te komen, dan aan pakweg een Rohingya of een Bangladeshi. Want de Rohingya’s komen niet direct naar Europa en het geweld door het leger van Myanmar is het publiek binnen een paar weken al weer vergeten. De migranten aan onze achterdeur niet.

Ik vraag Wittebrood of hij nog even op de foto wil met een van zijn vele souvenirs. Zijn vrouw Mary suggereert een wit hemd uit Guatemala en een mouwloos overjasje dat ze uit een hemd heeft vervaardigd. Mary is couturière en komt aan de kost als kostuumontwerpster. Terwijl hij zich omkleedt, stel ik hem de vraag die niet te vermijden valt.

Is zoveel vliegen nog te verantwoorden, in tijden van klimaatopwarming?

Cees Wittebrood: Reizen heeft altijd voors en tegens. Ik beschouw mezelf als een verantwoord kosmopoliet. Ik ben instrumenteel geweest in het organiseren van hulp voor miljoenen Afrikanen. Zonder ECHO zou de ebolacrisis bijvoorbeeld misschien helemaal uit de hand gelopen zijn.

Toch wilt u nog veel reizen, ook na uw pensioen?

Cees Wittebrood: Augustinus heeft ooit gezegd: de wereld is een boek. Wie niet reist, leest slechts één bladzijde. En dat is mijn motto. In Vlaanderen, waar ik woon, kijken veel mensen niet verder dan hun parochie. Vlamingen zijn parochiaal. Ik wil het hele boek van de wereld lezen. En daarom reis ik. Zo leer je ook je eigen beperkingen en sterktes kennen.

Nu wil ik nog vooral verdiepende reizen maken, naar landen waar ik al eerder geweest ben. Zo wil ik naar de Falkland-eilanden om te zien wat daar toen gebeurd is, ten tijde van de oorlog met de Argentijnen. Of ik ga een zeiltocht maken van Kaap Hoorn in Zuid-Amerika naar Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika. Maar wees gerust, reizen is voor mij niet de enige zaligmakende weg naar het geluk. Komend weekend sta ik bijvoorbeeld op het toneel.

Amateurtoneel?

Cees Wittebrood: Ja. Amateurtheater. Eigenlijk een kinderconcert van het Bruocsella Symfonieorkest waarvan mijn vrouw Mary voorzitter is. Vorig jaar speelde ik een Rus. Ik was ook al eens kardinaal en ontdekkingsreiziger. Nu speel ik een deel van een olifant (lacht hard).

Welk deel? De achterkant?

Cees Wittebrood: Nee, de voorkant. En ik moet heel treurig kijken, dan weer blij en trompetteren. Als het je interesseert, er zijn nog kaarten!

Dit artikel werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.