IMF-ZELFKRITIEK

Het Internationaal Muntfonds komt minder op voor de armen dan het zegt te doen, zo stelt de eigen evaluatiedienst van het IMF. Ngo’s voelen zich bevestigd in hun analyse.
Een plafondobsessie?
De voorbije decennia kreeg het Internationaal Muntfonds bakken kritiek over zich heen voor zijn optreden in de ontwikkelingslanden. De teneur van de kritiek was dat het Fonds met zijn beleid eerder de armoede in de hand werkte dan ze te bestrijden.
Als reactie op de kritiek richtte het Fonds enkele jaren geleden een eigen Onafhankelijke Evaluatie Dienst (OED) op. Die OED maakte onlangs een rapport over het optreden van het IMF in Afrika. Dat stelt onomwonden dat het Fonds minder pro-actief is in de strijd tegen armoede dan het laat uitschijnen in zijn communicatie.
Het handboek voor het IMF-personeel zegt wel dat begrotingen de armen ten goede moeten komen, maar op het terrein maakte het personeel dat niet waar.
Het IMF legt immers in veel landen een inflatietarget van 5 procent op: de prijzen mogen niet meer dan 5 procent per jaar stijgen. Zoiets mag technisch en ongevaarlijk klinken, het heeft heel concrete –soms zelfs levensbedreigende– gevolgen. Zo wordt die 5 procent norm vertaald in plafonds voor wat overheden aan lonen mogen besteden, en dus hoeveel mensen ze mogen aanwerven.
Want als de overheid banen schept, schept ze meer koopkracht en dus meer “vraag”. En meer vraag betekent dat de prijzen stijgen, en dus de inflatie toeneemt. En dat mag dus niet.
‘Deze loonplafonds zijn neutraal –gericht op begrotingscijfers– en niet pro-arm… Dit is niet de beste aanpak en heeft soms onbedoelde gevolgen gehad. Zoals de beperking van de mogelijkheid om onverwachte hulpmiddelen meteen te besteden aan de aanwerving van leerkrachten en verplegers’, lezen we in het rapport. Dat laatste kan beslissen over mensenlevens: een tekort aan medisch personeel voor het toedienen van aidsremmers kan effectief mensen de dood injagen.
Het IMF gebruikt het inflatiedoel van 5 procent nog op andere manieren. Als een land boven die 5 procent zit en bovendien weinig spaargeld heeft, mag het niet doen wat het wil met de extra hulpmiddelen. Doorgaans mag het maar 15 procent van die extra hulp besteden in zijn begroting, voor gezondheidszorg, onderwijs of wat dan ook. De overige 85 procent moet worden gebruikt om binnenlandse schulden af te betalen of reserves aan te dikken.
Die houding kan op niet al te veel begrip rekenen bij de donoren en bij het personeel van de Wereldbank: minder dan 40 procent van hen vindt dat het IMF-beleid het makkelijk maakt om extra hulp te besteden aan onderwijs, gezondheidszorg of infrastructuur. Dat is geen technische kwestie.
Het rapport onderzoekt ook de redenen waarom het IMF toch niet zich zo opstelt. Eén reden is zeker dat de cultuur en de kwalificaties van het IMF-personeel meer gericht zijn op macro-economisch gecijfer dan op armoedebestrijding.
Een andere reden is dat de bestuursraad, het toporgaan van het Fonds, wat verdeeld is over de kwestie en nooit echt duidelijk heeft gezegd of en hoe actief IMF-mensen mee op zoek moeten gaan om meer hulp te mobiliseren, en of ze alternatieve begrotingen moeten opstellen die uitgaan van meer hulp.
Al bij al is het besluit van de OED duidelijk. ‘De sterke gerichtheid op inflatietargets maakt begrijpelijk waarom het IMF voor alle buitenstaanders die geraadpleegd werden –Wereldbank, donoren, ambtenaren en ngo’s in ontwikkelingslanden– hulp lijkt te blokkeren. Het IMF-beleid legt in landen met hoge inflatie op om een deel van die hulp te sparen.’
Waardoor de communicatie van het IMF over een beleid in het voordeel van de armen niet overeenstemt met wat het Fonds echt doet op het terrein. (jvd)

Welles nietes
Ngo’s als Action Aid en het Belgische Artsen zonder Grenzen roepen het IMF op landen niet langer loonplafonds op te leggen. In een rapport over Malawi, Sierra Leone en Mozambique claimen ze op basis van getuigenissen en cijfers dat een dergelijk IMF-beleid er belet heeft dat er meer leraars werden opgeleid.
De ngo’s accepteren dat landen budgettair geen gekke dingen mogen doen maar vinden dat het IMF een te restrictief beleid blijft voeren. ‘Studies geven aan dat er geen bewijs is dat een inflatie van vijf procent altijd en overal de beste ontwikkelingsresultaten biedt.’
Het IMF van zijn kant vindt dat zijn belangrijkste bijdrage het bewaken van de macro-economische stabiliteit is, omdat dit groei bevordert, en met die groei moeten sociale uitgaven worden gefinancierd.
Het Fonds erkent desalniettemin dat loonplafonds niet per se de beste aanpak zijn en wijst erop dat ze die nog maar hanteren in 9 van 29 Afrikaanse landen waar ze een programma hebben. ‘We gebruiken die nu al selectiever en transparanter en niet veralgemeend zoals de ngo’s beweren’, zegt Benedict Vibe Christensen, adjunct-directeur van de afdeling Afrika.
Het IMF vindt dat Malawi bewijst dat het Fonds eerder een deel van de oplossing dan van het probleem is. Het ministerie van Gezondheid stelde zelf een toekomstplan op dat uitging van meer gezondheidspersoneel. ‘Toen donoren daarop inpikten met meer hulp, heeft het IMF meteen het loonplafond aangepast’, aldus Christensen.
De meningen lopen uiteen maar dat deze kwesties nu tenminste publiek worden besproken, is al waardevol. Internationale ambtenaren voelen best constant de ogen van de wereld op zich zodat ze niet te lichtvaardig financiële parameters opleggen. (jvd)
België in de bestuursraad
Willy Kiekens, de Belgische directeur in de bestuursraad van het IMF, vertegenwoordigt op de bestuursraad een kiesgroep van tien Oost-Europese en Centraal-Aziatische landen, en staat zo voor ruim 5 procent van het totale stemmenaantal, het op drie na hoogste cijfer van de 24 directeurs. We vroegen de man hoe hij zich opstelt in deze discussie.
Volgens het OED-rapport is de bestuursraad van het IMF verdeeld. Sommige directeuren zijn voor een pro-actief beleid waarin het Fonds spontaan begrotingsscenario’s opmaakt die uitgaan van meer hulp. Anderen vinden dat het IMF alleen maar moet zorgen voor lage inflatie en een begroting in evenwicht. Welk standpunt neemt u in?

Willy Kiekens: Als een land garanties biedt dat het hulp efficiënt kan gebruiken, manen wij tijdens besprekingen in de Raad van Bestuur donoren aan om alle hulp te geven die nodig is om de programmadoelstellingen van het betrokken land te kunnen bereiken. De begrotingsscenario’s die gehanteerd worden in het programma voor armoedebestrijding en groei zijn deze die realistisch zijn.
Wij vinden dat hulp het best wordt verleend onder de vorm van schenkingen. Kredieten aan gunstvoorwaarden mogen geen aanleiding geven tot nieuwe onhoudbare schulden. Hoeveel hulp landen en ngo’s aan een bepaald land verstrekken, wordt uiteraard door hen beslist, niet door het IMF.
Is dat een standpunt dat u zelf mag bepalen of gebeurt dat in overleg met de Belgische minister van Financiën of Ontwikkelingssamenwerking?

Willy Kiekens: Onze standpunten in de Raad van Bestuur zijn het resultaat van coördinatie tussen de tien landen van onze kiesgroep. Meer en meer speelt ook het overleg op het Europese niveau mee omdat zeven van de tien landen in onze kiesgroep ondertussen ook lidstaten van de EU zijn. (jvd)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.