Meer bijzondere inlichtingenmethoden ingezet in spionage-onderzoeken

In 2012 hebben de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV in 848 gevallen een beroep gedaan op “bijzondere inlichtingenmethoden” –zoals onder meer afluisteren en e-mails onderscheppen. Dat schrijft het Comité I, dat de Belgische inlichtingendiensten controleert, in zijn Activiteitenverslag 2012.

  • Filip Claessens Alain Winants, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid (VSSE), en generaal Eddy Testelmans, hoofd van de militaire inlichtingendienst ADIV. Filip Claessens

De Staatsveiligheid deed in 757 gevallen een beroep op bijzondere inlichtingenmethoden, de ADIV in 91 gevallen. In vergelijking met 2011 is het aantal ingezette methoden ongeveer stabiel gebleven. Volgens het Comité I zetten de diensten de methoden in op ‘evenwichtige wijze’. Een evolutie die het Comité I aanstipt, is dat beide diensten meer communicatie afluisteren in vergelijking met 2011.

Opmerkelijk is dat het aantal methoden ingezet in onderzoeken naar spionage in België bij beide diensten is toegenomen. Bij de ADIV ging het om 54 gevallen in 2011 en 78 in 2012; bij de Staatsveiligheid om 193 methoden in 2011 en 243 in 2012.

24 bijzondere methoden werden door de diensten ingezet ten aanzien van een advocaat, arts of beroepsjournalist –beroepscategorieën die extra bescherming genieten in de BIM-wet. Aangezien tegen één persoon meerdere methoden kunnen gebruikt worden, zegt dat cijfer niets over het aantal advocaten, artsen of beroepsjournalisten die in het vizier werden gehouden, preciseert het Comité I.

Samenwerking met buitenlandse geheime diensten

Het Comité I herhaalt in zijn activiteitenverslag de aanbeveling om de voorwaarden voor de samenwerking met de buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten vast te leggen.

De Staatsveiligheid heeft inmiddels wel een gedetailleerde instructie opgesteld over de ‘bilaterale samenwerking met correspondenten’, een richtlijn die het Comité I als ‘zeer waardevol’ beschouwt.

Toch komt het in feite toe aan het Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid (daarin zetelen onder meer de premier en de ministers van Binnenlandse Zaken, Justitie, Buitenlandse Zaken en Defensie) om dergelijke richtlijnen op te stellen, benadrukt het Comité I.

De diaspora bespioneerd

Een belangrijk deel van het activiteitenverslag –veertien pagina’s– focust op het toezichtsonderzoek dat het Comité I voerde naar de manier waarop buitenlandse inlichtingendiensten hun diaspora in België opvolgen. In september 2013 was dat toezichtsonderzoek al uitgelekt in De Tijd.

Het Comité I onderzocht in hoeverre de Belgische inlichtingendiensten een zicht hebben op de opvolging van dertien diaspora’s door de geheime diensten van hun thuisland (de landen in kwestie noemt het Comité I niet).

‘Buitenlandse diensten beschikken naar Belgisch recht op ons grondgebied over geen enkele bevoegdheid’, benadrukt het Comité I. ‘Zij mogen doen wat gewone burgers mogen, niet meer of niet minder. Bepaalde vormen van opvolging kunnen als een inbreuk op de nationale soevereiniteit worden beschouwd.’

‘Indien buitenlandse inlichtingendiensten heimelijk inlichtingen verzamelen op Belgisch grondgebied, kan dit worden beschouwd als een inbreuk op de soevereiniteit of zelfs een misdrijf opleveren. De vraag rijst vervolgens welke maatregelen de Belgische inlichtingendiensten kunnen of moeten nemen.’

Volgens het Comité I kunnen de Belgische diensten niet “actief” optreden om de loop van gebeurtenissen te beïnvloeden –de wet rechtstreekse interventies slechts beperkt toe. ‘Het hoofd van de Staatsveiligheid of de ADIV kan zijn buitenlandse collega slechts mondeling interpelleren of de diaspora inlichten van de activiteiten die een buitenlandse inlichtingendienst ten aanzien van die gemeenschap onderneemt. Mochten echter verdere acties nodig blijken, dan moet de inlichtingendienst hiervan die autoriteiten op de hoogte brengen die hiertoe de bevoegdheid hebben –zoals bijvoorbeeld de gerechtelijke instanties of de FOD Buitenlandse Zaken.’

Modus operandi

De meeste buitenlandse inlichtingendiensten beschikken volgens het Comité I over een netwerk van informanten binnen de diaspora. ‘De hoofdtaak van dergelijke netwerken -die kunnen worden ontwikkeld en gerund door leden van inlichtingendiensten die onder een diplomatieke dekmantel actief zijn- is het controleren, manipuleren en saboteren van elke vorm van oppositie.’

‘Bepaalde beroepscategorieën zoals journalisten, tolken, studenten en wetenschappers, mensen uit de zakenwereld maar ook politiefunctionarissen blijken daartoe sneller dan “gewone burgers” te worden ingezet.’

Buitenlandse inlichtingenofficieren verspreiden volgens het Comité I ook desinformatie, ze richten eigen “oppositiepartijen” op om de oppositie te verdelen of kopen opposanten om. Andere modus operandi zijn bijvoorbeeld het faciliteren of bemoeilijken van de uitreiking van officiële documenten of van de terugkeer naar het thuisland, of het vrijstellen van militaire dienst.

Soms wordt ook overgeschakeld op “hardere” methoden –zoals het onder druk zetten of intimideren van oppositiefiguren of van hun familieleden in het thuisland. ‘Binnen sommige diaspora’s doken er soms geruchten op over hit teams die in opdracht van het regime naar België zouden komen om er opposanten te elimineren. Hiervoor was er echter nog nooit een bewijs geleverd. Het ging vermoedelijk om desinformatiecampagnes.’

Vriendschapsorganisaties

Een andere vaak gehanteerde methode om diaspora’s op te volgen, aldus het Comité I, is het opzetten, financieren of manipuleren van allerlei sociaal-culturele “vriendschapsorganisaties” die ogenschijnlijk bedoeld zijn om de band tussen de diaspora en het moederland te versterken, maar in werkelijkheid ook een ander doel dienen.

Naast het inwinnen van informatie en inlichtingen zetten sommige buitenlandse geheime diensten in België ook allerhande acties op –‘van het organiseren van betogingen tot al dan niet openlijke (diplomatieke) beïnvloeding, waarbij buitenlandse overheden gebruik maken van hun inlichtingendiensten om te lobbyen, om op heimelijke wijze politieke en ambtelijke besluitvorming te beïnvloeden of om over te gaan tot georkestreerde propaganda in de media’.

Ontvoering

Eind 2011 werd het Comité I op de hoogte gebracht van een klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter. ‘De klacht betrof feiten van ontvoering, hechtenis en slagen en verwondingen gepleegd in Nederland en in België en toegedicht aan inlichtingenagenten van een buitenlandse mogendheid’. Het Comité I startte een toezichtsonderzoek, dat begin dit jaar is afgesloten. Mogelijk brengt het Activiteitenverslag 2013 daarover meer opheldering. 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.