Militaire samenwerking met Frankrijk blijft op peil

De aanslag van woensdag viseerde Franse ingenieurs die een Agusta militaire
onderzeeër bouwden in opdracht van de Pakistaanse marine. Ze behoorden tot
een team van de Direction de la Construction Navale (DCN), een
overheidsbedrijf. DCN heeft aangekondigd dat het zijn personeel de komende
jaren uit Karachi gaat terugtrekken. Nu werken er officieel zo’n 70 Fransen
in opdracht van de marine in Karachi.

DCN dient wel zijn contractuele verplichtingen na te komen. Twee jaar
geleden leverde Frankrijk een eerste Agusta-onderzeeër af. De Franse
ingenieurs die stierven in Karachi bouwden een tweede onderzeeër en tegen
2005 moet een derde schip geleverd worden. Pakistan betaalt 865 miljoen euro
voor de drie onderzeeërs. De samenwerking tussen DCN en het Pakistaanse
leger dateert van enkele decennia geleden. In de jaren 70 leverde het
bedrijf vier Daphne-onderzeeërs.

Het project maakt deel uit van een uitgebreide militaire samenwerking tussen
Pakistan en Frankrijk. De Nationale Vergadering over de Franse Militaire
Export rapporteerde vorig jaar dat Frankrijk het afgelopen decennium voor
1,83 miljard euro wapens heeft geleverd aan Pakistan. De komende maanden
staat er een wapenlevering voor 219 miljoen euro op het programma.

Wapens van Franse makelij zijn sinds 1991 goed voor 46 procent van de
Pakistaanse militaire import. Pakistan kocht onder meer 120 Mirage
straaljagers van Frankrijk. Omgekeerd is Pakistan goed voor 3,5 procent van
de militaire export van Frankrijk, dat de tweede grootste wapenleverancier
is in de wereld na de VS en voor Groot-Brittannië en Rusland.

Vreemd genoeg was het Agusta-contract verlieslatend voor Frankrijk. Dat
stelt althans het Franse Rekenhof in een rapport dat uitkwam in oktober
2001. Frankrijk verliest ongeveer 20 procent van de totale waarde van het
contract. Het Rekenhof noemt het Agusta-contract een typisch voorbeeld van
de gevaarlijke besluitvorming in het circuit van de overheidsbedrijven. Het
verlies was al bekend bij de administratie sinds de ondertekening van het
contract in 1994.

De verklaring ligt voor de hand. Deze Frans-Pakistaanse samenwerking is
niet enkel een commerciële of industriële onderneming, benadrukt Jacques
Isnard, een vooraanstaand militair analist. Tegen de achtergrond van het
Pakistaanse conflict met India heeft de Franse samenwerking met het regime
in Islamabad een grote geopolitieke waarde.

De Franse regering bevestigde deze week dat het wapens zal blijven leveren
aan Islamabad. De nieuwe Defensieminister Michelle Alliot-Marie reisde
onmiddellijk af naar Karachi na de aanslag van woensdag en verklaarde dat
deze afschuwelijke daad ons er niet toe zal brengen de jarenlange
samenwerking met Pakistan af te breken.

De militaire samenwerking kent veel tegenstanders, al was het maar omdat de
buitenlandse schuld van Pakistan (die momenteel 112 procent van het bnp
bedraagt) er groter door wordt. De Franse industrie zou ook behoorlijk wat
smeergeld betalen aan het Pakistaanse leger en aan politici om de contracten
in de wacht te slepen. In februari van dit jaar betaalde admiraal Mansour
Haq, in 1994 officieel beschuldigd van corruptie, 6,8 miljoen euro terug aan
de Pakistaanse regering. Volgens de Pakistaanse oppositie hebben de
defensiecontracten de familie van ex-premier Benazir Bhutto zo’n 65 miljoen
euro opgeleverd.