UNCTAD ziet toekomst ontwikkelingslanden door roze bril

De economische vooruitzichten voor ontwikkelingslanden zijn sinds de vroege jaren zeventig niet meer zo gunstig geweest als vandaag, melden economen van de Verenigde Naties. In een rapport waarschuwen ze arme landen ervoor zich niet overhaast in vrijhandelsovereenkomsten met rijke industrielanden te storten, maar eerst werk te maken van regionale samenwerking met de buurlanden.
De wereldeconomie groeide de voorbije vier jaar met meer dan 3 procent per jaar. Voor dit jaar komt de groei uit op 3,4 procent, voorspelt de VN-conferentie voor Handel en Ontwikkeling (Unctad) in een rapport dat vandaag (5 september) verschijnt. Dankzij de hoge prijzen voor grondstoffen pikken zelfs de armste landen hun graantje mee van de economische globalisering. Het bruto nationaal inkomen (BNI) per hoofd van de bevolking in ontwikkelingslanden steeg tussen 2003 en 2007 met gemiddeld 30 procent, tegenover slechts 10 procent in de groep van zeven rijkste industrielanden.
Uiteraard zijn die cijfers voor een groot stuk toe te schrijven aan de snelle economische expansie in China en India. Niettemin lieten slechts tien van 143 ontwikkelingslanden in die periode een daling van hun BNI per inwoner optekenen. Op wereldschaal betekent de economische groei een flinke duw in de rug voor de Millenniumdoelen van de Verenigde Naties, die de armoede in de wereld tegen 2015 globaal willen halveren.
Het rapport plaatst hier wel enkele kritische kanttekeningen bij. In enkele individuele landen, vooral in zwart Afrika, zal de groei niet volstaan om de doelen te halen, hoewel de Unctad voor Afrika als regio in 2007 een groei van 6 procent aankondigt.
Verder blijft het inkomensverschil tussen rijke en arme landen erg groot. In 1980 was het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking 23 keer groter in rijke landen, in 2007 18 keer. De kloof werd vooral kleiner dankzij de verhoogde levensstandaard in India en China. Wanneer je naar Afrika, Latijns-Amerika of het westen van Azië kijkt, is het relatieve verschil in 2007 nog groter geworden dan in 1980.
Competitieve liberalisering
De economen van de Unctad waarschuwen de ontwikkelingslanden ervoor zich niet overhaast in vrijhandelsakkoorden te storten met rijke landen die industrieel veel sterker staan. De logica achter zo’n akkoord is er vaak een van “competitieve liberalisering”: het ontwikkelingsland hoopt een betere markttoegang te krijgen tot een rijk industrieland en meer investeerders aan te trekken dan zijn buurlanden.
In de praktijk draait het vaak anders uit. De eigen producten blijken niet competitief genoeg om op de rijke afzetmarkt te concurreren, omdat ze slecht vermarkt worden of omdat het rijke land de eigen gevoelige sectoren blijft subsidiëren.
In ruil geven de politici de beleidsinstrumenten uit handen om hun eigen ontluikende industrie te beschermen. In het kader van de liberalisering verliezen ze de controle over buitenlandse investeringen, over openbare aanbestedingen, intellectuele eigendomsrechten of concurrentiebeleid.
“De winst die ontwikkelingslanden kunnen maken inzake markttoegang is verre van gegarandeerd, terwijl ze zeker aan beleidsruimte en politieke opties verliezen.” De Unctad stelt vast dat veel van de ontwikkelingslanden die het nu zo goed doen hun jonge industriesectoren hebben afgeschermd, in plaats van ze bloot te stellen aan concurrentie uit het buitenland.
De ontwikkelingslanden doen er dan ook beter aan economische toenadering te zoeken tot hun naaste buren, besluit het rapport. Dat heeft als voordeel dat er minder transportkosten zijn en dat de landen vaak eenzelfde taal, cultuur en klimaat delen, wat het makkelijker maakt oplossingen te zoeken voor gemeenschappelijke problemen. Economische integratie kan daarbij samengaan met investeringen in transportinfrastructuur en met een gezamenlijk beleid voor energie- en watertoevoer.
Zulke regionale samenwerking biedt volgens de Unctad betere perspectieven voor groei op lange termijn dan een vrijhandelsakkoord met een rijk industrieland. Dat besluit het rapport uit het feit dat er op regionaal vlak meer arbeidsintensieve en technologisch geavanceerde industriegoederen worden verhandeld dan op wereldsschaal. Regionale handel is bijgevolg beter voor de industriële ontwikkeling en economische diversificatie, zeggen de Unctad-economen.
Bovendien is de regionale handel in de voorbije 20 jaar sneller gegroeid dan de handel met de rest van de wereld. Onder de landen van Oost-Azië verloopt de helft van de handelsstromen regionaal. In Latijns-Amerika groeide het aandeel gevoelig sinds het einde van de jaren tachtig, tot ongeveer 30 procent momenteel. In Afrika is slechts 10 procent van de handel regionaal, wat volgens het rapport te maken heeft met een onvoldoende ontwikkelde productiestructuur, beperkte exportmogelijkheden en ontbrekende transportinfrastructuur.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.