Verbondenheid als antwoord op delinquentie

Wat is crimineel gedrag? Is de wet wel rechtvaardig? Is alleen de delinquent verantwoordelijk voor zijn misdaad? Met dit soort vragen begon Anouk Depuydt aan haar studie criminologie. Het zoeken naar de antwoorden werd een levensopdracht. Haar koppig vasthouden aan de inhoudelijke binnenkant, aan de geest en niet de letter van de wet, bracht haar bij het inzicht dat re-ligie, in de zin van opnieuw verbinden, misschien wel het antwoord is op delinquentie.
Haar stage als studente aan de Sociale School bracht haar naar Passage 144, een kleinschalige therapeutische gemeenschap. De ontmoeting met Steven De Batselier, professor in de criminologie, auteur van onder meer De extatische Mens en stichter van Passage 144, betekende voor Anouk Depuydt een scharnierpunt in haar leven. Passage 144 ervaarde ze als een geborgen kader waar ruimte was om stil te staan bij existentiële vragen, emoties, zingeving. ‘Ik ontdekte in die periode twee werelden waartussen bijna geen aansluiting bestond. De wereld van de intuïtie, kunst en emotie, mijn wereld en ook die van Steven. En de wereld van de geregelde samenleving, van het uiterlijk functioneren. De wereld van inhoudelijke gedrevenheid, waaraan formele elementen ondergeschikt zijn, en de bredere samenleving waar diepere inhoudsvragen vaak onbesproken blijven.’

Het zoeken naar aansluiting tussen de twee werelden werd de opdracht die Depuydt zich stelde. Samen met haar man, criminoloog Johan Deklerck, werkt ze aan een grondig nieuwe kijk op delinquentie en preventie, onder de brede noemer Project Criminaliteit en Wereldbeeld. Ik ontmoet de twee op hun bureau in het Departement Criminologie van de KU Leuven en leg hen de vragen voor waarmee Anouk Depuydt haar studie begon: wat is crimineel gedrag en hoe rechtvaardig is de wet?

Depuydt: ‘In het Belgische Strafwetboek II worden misdrijven volgens de zwaarte van de straf in drie groepen ingedeeld. Dit moet de ernst van het misdrijf uitdrukken, de mate van schade berokkend aan de omgeving. Dat klopt echter niet steeds met de praktijk. Niet alles waarvoor je beboet wordt, heeft schadelijke gevolgen gehad. Ook niet alle gedragingen die schade berokkenen, worden door de wet strafbaar gesteld. Er gaapt wel degelijk een kloof tussen de wet en de maatschappelijke praktijk.’

Deklerck: ‘Dat is haast onvermijdelijk. Formaliseren houdt het risico van verstarring in. Het criminaliseren van allerlei gedragingen, de brede waaier aan onethisch gedrag uitdrukken in institutionele begrippen als criminaliteit, is de laatste jaren echter sterk uitgebreid. Dit kun je merken aan de inflatie aan rechtszaken en aan de snel groeiende gevangenispopulatie. Informele oplossingsmechanismen die er vroeger waren, hebben vandaag terrein verloren. Voor een voorval dat als onethisch werd ervaren, had men allerlei manieren om duidelijk te maken dat men schade had geleden. Het roddelcircuit werkt vaak helend. Net zoals bloemen brengen of proberen de zaak te bespreken of op zoek gaan naar iemand die kan bemiddelen. Vandaag is alles veel meer gestandaardiseerd. In een geformaliseerde context is de ruimte er niet meer om vele vormen van normoverschrijdend gedrag níet als criminaliteit te interpreteren. Als je vroeger als kind een appel bij de buur stal, kreeg je een klomp naar je hoofd en moest je misschien een namiddag klussen. Nu ben je een jeugddelinquent. Er is in die zin een sociale verarming in het omgaan met onaanvaardbaar onethisch gedrag door dit als crimineel te definiëren.’

Kleine voorvallen krijgen al snel veel meer gewicht?

Deklerck: ‘De criminaliteit waarmee we in het dagelijkse leven het meest te maken hebben, is kleine criminaliteit. Die wekt wrevel op maar je voelt je er niet echt onveilig bij, zoals bij een levensbedreigende overval of een carjacking. In de media zie je echter hoe de problematiek van kleine criminaliteit gekoppeld wordt aan angst- en onveiligheidsgevoelens. Die hebben echter vooral te maken met het verlies aan overzicht, aan controle over het geheel. Het feit dat je je migrantenburen niet kent, dat die wat donkerder van huid zijn en dat je er geen echte communicatie mee kan opbouwen, kan een gevoel van onveiligheid oproepen, maar heeft niets met criminele feiten te maken. Het heeft te maken met het ontbreken van linken. Je voelt je niet verbonden met die mensen.’

Wanneer ik geen banden met hen hebt, kan hun lot me ook minder schelen?

Depuydt: ‘Ik nam een aantal levensverhalen van daders door en analyseerde een reeks dader- en slachtoffergetuigenissen. Daaruit werd duidelijk dat de kern van elk delict ligt in het ontbreken van een inhoudelijke band met de benadeelde. De stap naar crimineel gedrag is slechts mogelijk als een inhoudelijke band met het mogelijke slachtoffer of de benadeelde omgeving ontbreekt. Een persoon die je dierbaar is en waarvoor je je mee verantwoordelijk voelt, zul je niet gauw schade berokkenen. Een voorwerp dat je dierbaar is, zul je niet schenden. Tegen een omgeving waarin je je thuis voelt, zul je geen vandalisme plegen. Delinquentie, zo was mijn besluit, is belangenbeschadiging door het ontbreken of verbreken van een band van intrinsiek respect. De meest fundamentele delinquentiepreventie bestaat dus ook in het bijbrengen van een innerlijk ervaren band van de mens met de anderen en de omgeving in de breedste zin. In de geschiedenis is dit steeds het terrein geweest van religies en wereldbeschouwingen’.

Het is niet evident dat een criminoloog op dat terrein uitkomt.

Depuydt: ‘In alle religies is verbondenheid een centraal gegeven. Het Latijnse woord re-ligare betekent trouwens precies verbinden. Merkwaardig genoeg stoten we ook in de vele wereldgodsdiensten op dezelfde tegenstelling tussen de letter en de geest, tussen de religieuze ervaring en de regels en voorschriften. Ondanks het eeuwenoude bestaan van die wereldreligies blijft criminaliteit nog een grote vanzelfsprekendheid, zélfs in naam van de godsdienst of levensbeschouwing. Daarom spreek ik liever over het beleven en het ervaren van binnenuit van een existentiële verbondenheid met de medemens, de omgeving en het levensgeheel.’

Van dat gevoel van verbondenheid blijft er niet veel over in onze postmoderne cultuur.

Deklerck: ‘Onze cultuur is inderdaad gefragmenteerd en geïndividualiseerd. We voelen ons nog wel verbonden met anderen maar het sociale weefsel is veel minder geografisch gestructureerd. We zijn vervreemd geraakt van de natuur en van de kringloop van het leven. We weten geen plaats meer te geven aan de diepe betekenis van leven en dood. Mensen hebben nog wel behoefte aan inhoud en spiritualiteit, maar de oude antwoorden en kaders doen het niet meer. Dat zorgt voor een gevoel van desoriëntatie en onzekerheid. Je kunt dan teruggrijpen naar de oude vormen omdat die meer houvast bieden, maar eigenlijk doen die het vandaag niet meer. In deze opengebroken wereld is het besef van verbondenheid voor ons cruciaal. Het brengt ons naar het allergrootste, het mysterie van leven en dood, maar ook naar het allerkleinste, de eigen persoonlijke ervaring van verbondenheid en betrokkenheid.’

Depuydt: ‘We pleiten niet voor het terugkeren naar de oudere kaders zoals het gesloten gezin. Wij hebben geen caritatieve ambities of preken geen conservatief moralisme. Het gaat voor ons om een fundamentele herbronning, het opnieuw in contact komen met wat ons bindt. Allen maken we deel uit van een groter levensgeheel. Dit ervaren kan leiden tot een diep gevoel van verbondenheid. Zo’n doorleefd basisgevoel van verbondenheid verandert de houding van de mens tegenover zijn dagelijkse omgeving en creëert een gevoel van respect en een ethiek van zorg voor de omgeving. Van de ervaring van verbondenheid gaat een innerlijk appel tot ethisch handelen uit.’

Hoe werkt u als criminologen daar dan mee?

Depuydt: ‘In veertien scholen van het basisonderwijs, en sinds kort ook in het secundair onderwijs, loopt het project Verbondenheid. Door met de leerkrachten en kinderen te werken aan de beleving van verbondenheid en dit om te zetten in concrete initiatieven, proberen we een schoolcultuur te ontwikkelen waarin vandalisme, drugsmisbruik, pesten of ander respectloos gedrag niet langer gedijen. Een deel van de leerkrachten zoekt naar een nieuwe manier van omgaan met die inhoudelijke, meer religieuze zijde van het bestaan maar ze hebben er geen instrumenten voor. Heel wat mensen zijn bezig met deze vergeten dimensie die een fundamenteel antwoord kan geven op criminaliteit en respectloos gedrag. Ook in andere criminologische domeinen zoekt men naar andere omgangsvormen met criminaliteit. Ethisch gezien, is er vaak nauwelijks een verschil tussen de mensen binnen en buiten de gevangenis. Vele vormen van onethisch gedrag, zoals milieuvervuiling, het profiteren van de verzekeringen, subtiele vormen van geweld en agressie of moordende vormen van concurrentie, zijn niet minder ernstig dan de delicten van vele veroordeelden.’

Deklerck: ‘Ook daders liggen vaak overhoop met wat ze gedaan hebben. Als ze hierover durven nadenken, voelen ze zich schuldig tegenover het slachtoffer. Ze zijn vaak bereid tot herstel, indien de omgeving ze hiertoe de kans geeft of ze stimuleert. Dat is de visie van waaruit er sinds enkele jaren gewerkt wordt aan herstelbemiddeling of restorative justice. Hierbij brengt men na de feiten een bemiddelingsproces op gang om opnieuw de band te leggen tussen de dader en het slachtoffer binnen de bredere samenleving. Het gaat eigenlijk om een archetypisch gegeven waarvan wij vervreemd zijn: als er in de gemeenschap iets gebeurt dat diep emotioneel raakt, moet je samen opnieuw door dat proces kunnen gaan. Je moet er opnieuw bij stilstaan vanuit de overtuiging dat dit feit zo belangrijk is dat iedereen er het laatste woord moet over gezegd hebben. Dat kan uren of dagen duren, tot men het gebeurde achter zich kan laten en zich, letterlijk, kan her-stellen. Dat kan alleen door er de tijd voor te nemen.’

De verantwoordelijkheid voor het misdrijf wordt dan iets van de hele samenleving.

Depuydt: ‘Dat is ook zo. Als we problemen vaststellen, hebben we altijd de neiging op zoek te gaan naar de symptoomdragers. Zo kan de samenleving zich in onschuld wassen. In een klas pakt men de pesters aan zonder te kijken naar de ruimere context die zo’n probleemgedrag oproept. In de samenleving hebben we probleemscholen, in een stad probleembuurten. Men probeert de problemen op te lossen door te scheiden, in plaats van ze te situeren in een ruimer geheel waarmee we allemaal te maken hebben. Vaak weten we waar de oorzaken liggen, maar we durven dit niet tot ons laten doordringen. We durven de consequenties ook niet aan. Wat wij met ons project beogen is net verbanden te leggen en te komen tot een gedeelde verantwoordelijkheid.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Latijns-Amerika & ecologie
    Alma De Walsche schrijft over ecologische thema’s, van klimaat- en energiebeleid, over landbouw- en voedsel tot transitie-initiatieven en baanbrekers. Ze volgt al enkele decennia Latijns-Amerika, met een speciale focus op de Andeslanden.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.